Het Europees Hof van Justitie heeft bepaald dat de algemene toegankelijkheid van het UBO-register in strijd is met het recht op privacy.
Al vaker schreven wij dat de openbaarheid van het UBO-register ter discussie staat. Zo heeft Stichting Privacy First een kortgeding aangespannen om het register buiten werking te stellen (lees hier: Het UBO-register: twijfel over rechtsgeldigheid) en is de stichting later nog in hoger beroep gegaan (lees hier: Het UBO-register: Privacy First verliest hoger beroep). Het beroep werd destijds afgewezen omdat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat de UBO’s op korte termijn ernstige schade zouden leiden.
Europees Hof van Justitie (HvJ EU)
Op 13 november 2020 heeft een Luxemburgse rechtbank (zaak C-601/20) prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU over het openbare karakter van het UBO-register. De rechtbank heeft het HvJ EU gevraagd of de verplichting tot het openbaar maken van de gegevens rechtsgeldig is in het licht van het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven (artikel 7 Handvest) en de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 Handvest).
Het HvJ EU heeft dinsdag uitgesproken dat de huidige toegankelijkheid van het UBO-register een ernstige inmenging vormt in de grondrechten op de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens. De informatie die momenteel gepubliceerd wordt, maakt het voor vrijwel iedereen mogelijk om informatie te verkrijgen van de UBO. De persoonlijke gegevens van de UBO’s kunnen worden misbruikt nu zij door het grote publiek geraadpleegd kunnen worden en dus ook kunnen worden opgeslagen en verspreid.
Het doel van het UBO-register is het voorkomen van het witwassen van geld en van de financiering van terrorisme door een grote transparantie te creëren die deze criminele activiteiten minder gemakkelijk maakt. Deze doelstelling streeft het algemeen belang na, waardoor een ernstige inbreuk van grondrechten gerechtvaardigd kan zijn. De informatie die in het UBO-register openbaar is, is volgens het HvJ EU niet strikt noodzakelijk en niet evenredig met het doel dat wordt nagestreefd. Tevens is er onvoldoende gewaarborgd dat de UBO’s in staat zijn hun persoonsgegevens doeltreffend te beschermen tegen het risico van misbruik.
Openbare gegevens
Tot aan de uitspraak van het HvJ EU waren de volgende gegevens in het UBO-register openbaar:
- voor- en achternaam;
- geboortejaar en -maand;
- nationaliteit;
- woonstaat;
- aard en omvang van het economische belang (het exacte belang van de UBO wordt niet openbaar, maar de bandbreedte waarin het belang valt wel: 25% – 50%, 50% – 75%, 75% – 100%).
Sinds de uitspraak van het HvJ EU is het niet meer mogelijk om het Nederlandse UBO-register te raadplegen.
68% geregistreerd
Nog lang niet alle organisaties hebben hun UBO’s geregistreerd. Op 1 oktober 2022 bedroeg het percentage geregistreerden 68. Dit betekent dat 32% van de bedrijven nog niet haar UBO’s heeft geregistreerd. Maar wat zijn de gevolgen van het niet, niet juist, of onvolledig inschrijven van de UBO’s? Zoals wij eerder al schreven (UBO-deadline niet gehaald: boete of taakstraf) kwalificeert het niet inschrijven van de UBO’s als economisch delict. Echter is er aangeven dat er tot de uitspraak van het HvJ EU terughoudend wordt gehandhaafd hetgeen in lijn is met de motie die de Tweede Kamer heeft aangekomen inzake het verzoek om voorlopige geen boetes en taakstraffen op te leggen.
Hoe nu verder?
Minister Kaag heeft inmiddels in een Kamerbrief gereageerd op de uitspraak van het HvJ EU. Het UBO register is niet meer toegankelijk voor het publiek. Het register blijft, enkel de openbaarheid is er (in ieder geval tijdelijk) vanaf.
De Europese Commissie zal in overleg treden en nader analyseren welke informatieverstrekkingen op grond van de uitspraak wel mogelijk zijn.