Een gezonde lunch, die gratis aan werknemers wordt verstrekt, is niet een voor de loonbelasting gericht vrijgestelde arbovoorziening.
Vorig jaar beschreven we in ons artikel Gezonde lunch belast met loonbelasting een uitspraak van Rechtbank Den Haag. Onlangs is deze beslissing in hoger beroep bevestigd door het Gerechtshof Den Haag.
Inmiddels heeft de Hoge Raad beslist dat de gerichte vrijstelling wel van toepassing is. Zie ons artikel Gezonde lunch toch gericht vrijgesteld.
Rechtstreeks
Het Hof overweegt dat alleen vergoedingen en verstrekkingen die rechtstreeks voortvloeien uit het arbobeleid van de werkgever onder de gerichte vrijstelling vallen. Op grond van de Arbowet moet het dan gaan om de veiligheid en gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten. Het arbobeleid dat de werknemer voert, kan verstrekkender zijn dan wat de Arbowet eist. De gerichte vrijstelling is echter niet van toepassing op verstrekkingen en vergoedingen die in meer algemene zin het welzijn van de werknemers bevorderen. De gezonde lunches vallen, aldus het Hof, in deze laatste categorie, waardoor de gerichte vrijstelling niet kan worden toegepast.
Wijziging per 1-1-2022
De werkgever gooit ook de wijziging per 1 januari 2022 van de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen in de strijd. We beschrijven deze wijziging in ons artikel Vrijstellingen arbovoorzieningen aangescherpt. Het Hof verwerpt de stelling dat deze aanscherping betekent dat de vrijstelling vóór 1 januari 2022 ruimer was, waardoor de gezonde lunches er wel onder vielen.
Meer dan bijkomstig zakelijk
Ook probeerde de werkgever nog om de lunches aangemerkt te krijgen als “meer dan bijkomstig zakelijk”, zodat de gerichte vrijstelling voor de verstrekking van maaltijden van toepassing is. De onderbouwing is dat de kok, die de gezonde lunches bereidt, de werknemers uitleg geeft over de ingrediënten die de maaltijden bevatten. Daarnaast zijn in de kantine beeldschermen geplaatst waarop uitleg wordt gegeven over gezonde voeding. De werkgever meent dat daardoor sprake is van een zakelijke/vaktechnische bijeenkomst. Het Hof beslist echter dat de kosten van de maaltijden niet meer dan bijkomstig door werkverplichtingen worden opgeroepen, waardoor het zakelijke karakter van de verstrekking slechts bijkomstig is.
Wij zijn benieuwd of deze werkgever ook de Hoge Raad om een oordeel gaat vragen.