Staatssecretaris van Financiën Wiebes heeft in een 133 pagina’s tellende Nota naar aanleiding van het Verslag de in de Vaste Kamercommissie voor Financiën over het wetsvoorstel Belastingplan 2015 gestelde vragen beantwoord (zie ook: https://vwg.nl/nieuws/wkr-2015-ontwikkelingen-1/). Daaronder ook de vragen over de werkkostenregeling (WKR) zoals die vanaf 1 januari 2015 voor alle inhoudingsplichtigen (werkgevers) moet gaan gelden.
Want dat is een van de zaken die Wiebes benadrukt: het is echt de bedoeling dat de WKR vanaf 1 januari a.s. voor iedereen gaat gelden. De verschuiving van het afrekenmoment naar het eerste aangiftetijdvak na afloop van het kalenderjaar maakt, volgens de Staatssecretaris, dat inhoudingsplichtigen feitelijk pas begin 2016 (echt) met de WKR te maken krijgen. Naar onze mening een wat gezocht argument: elke zorgvuldig opererende ondernemer wil namelijk tijdig weten of hij/zij begin 2016 zal worden geconfronteerd met een extra kostenpost van 80% wanneer de vrije ruimte in de WKR wordt overschreden. En daarvoor is absoluut noodzakelijk dat zo snel mogelijk duidelijk wordt hoe de WKR nu precies wordt ingekleed. Ook meldt Wiebes dat de Belastingdienst een uitgebreide informatiecampagne is gestart, ondermeer via het speciale internetportaal: www.belastingdienst.nl/wkr.
Wiebes heeft geconstateerd dat ongewenst gebruik van de WKR wordt gemaakt. Met name grote bedrijven schijnen de vrije ruimte in de WKR te willen benutten om (forse?) bonussen onbelast bij hun werknemers te krijgen. Er zijn zelfs signalen dat men probeert op die manier de Wet Normering Topinkomens te omzeilen. Hoewel de Staatssecretaris nog niet zo lang geleden meldde te vermoeden dat het hiermee niet zo’n vaart zou lopen, kondigt hij nu aan dat hij het ongewenste gebruik wil bestrijden door aanscherping van het al sinds 2011 in de WKR gehanteerde gebruikelijkheidscriterium. Hoe dat moet gebeuren, maakt hij nog niet duidelijk. Dat zal zo spoedig mogelijk volgen. In hoeverre het midden- en kleinbedrijf hierin zal worden meegezogen, is dus nog niet duidelijk. De bewindsman herhaalt wel dat het gebruikelijkheidscriterium is bedoeld om excessen tegen te gaan.
Wel een helder antwoord (conform de verwachting) is er ten aanzien van de vragen over vrijwilligers. Zo lang een vrijwilliger uitsluitend vergoedingen en verstrekkingen ontvangt met een gezamenlijke waarde van € 150 per maand en € 1.500 per jaar kwalificeert de rechtsverhouding niet als een dienstbetrekking en vormt de vrijwilligersvergoeding vanzelfsprekend geen loon (de vrijwlligersvergoeding behoort dan uiteraard ook niet tot de loonsom waarover de vrije ruimte van 1,2% wordt berekend). Bij overschrijding van de genoemde bedragen, moet worden beoordeeld of sprake is van (loon uit) een dienstbetrekking.
LET dus OP: een vrijwilliger die in een kalenderjaar vergoedingen en verstrekkingen ontvangt tot € 1.500 (en € 100 per maand) en die bijvoorbeeld in december een kerstpakket ontvangt, mag dat kerstpakket NIET in de vrije ruimte van de verstrekker ontvangen (en overschrijdt met het kerstpakket de normen, waardoor de vrijwilligersregeling zelfs niet langer van toepassing is!).
Het nieuwe noodzakelijkheidscriterium wordt in de Nota niet veel concreter ingevuld. Wel kondigt de Staatssecretaris aan dat hij in cassatie gaat tegen de uitspraak van Hof Amsterdam van 25 september 2014. In die uitspraak kwalificeerde het Hof, in een zaak die speelde onder de overgangsregeling, een Ipad als een communicatiemiddel, niet als een computer.
Bij de nota is het concept van de uitvoeringsregeling gevoegd, waarin de nieuwe gerichte vrijstelling voor werkplekvoorzieningen is geregeld. Daarin worden opgenomen enerzijds geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikte of verbruikte arbovoorzieningen en anderzijds hulpmiddelen, die ook elders worden gebruikt of verbruikt en (nagenoeg) geheel zakelijk worden gebruikt . Deze posten zijn op dit moment opgenomen onder de nihilwaarderingen, waardoor alleen verstrekkingen en niet vergoedingen buiten de loonheffingen kunnen blijven. Aanvullend worden ook arbovoorzieningen, die niet op de werkplek plaatsvinden, onder de gerichte vrijstelling geschaard.
Het verzoek om de specifieke vrijstelling voor de fiets van de zaak te handhaven, wordt niet gehonoreerd. Fietsplannen zullen dus echt hun plek moeten vinden binnen de vrije ruimte (1,2% van de loonsom). Ook andere verzoeken om specifieke posten (parkeren elders, bedrijfsuitjes buiten de werkplek, werkkleding en -schoenen in de sport, etc.) toch niet onder de vrije ruimte te rangschikken, worden afgewezen.
Het criterium voor de concernregeling, een belang van 95% of meer, betreft enkel de juridische en economische eigendom. Daarbij wordt aangesloten bij het nominaal gestort kapitaal en wordt niet getoetst aan de verdeling van het stemrecht. Men beoogt hier een eenvoudig criterium te hanteren.
De Staatssecretaris bevestigd dat de hoofdelijke aansprakelijkheid, die door de toepassing van de concernregeling ontstaat, beperkt blijft tot de op grond van de WKR verschuldigde belasting (dus tot de 80% eindheffing over het bedrag waarmee de vrije ruimte van 1,2% van de loonsom wordt overschreden).