De vaste commissie voor financiën van de Tweede Kamer heeft zich gebogen over het wetsvoorstel Belastingplan 2015. Zoals verwacht, naar aanleiding van alle aandacht in de (vak)pers, hebben de kamerleden veel vragen (bijna 12 A4-tjes). De antwoorden op deze vragen worden op vrijdag 17 oktober 2014 verwacht. Wij beschrijven hierna kort een deel van de vragen. Het complete verslag vindt u desgewenst op de website van de Tweede Kamer.
Uiteraard wordt van diverse categorieen van vergoedingen en verstrekkingen gevraagd of die niet ook onder de voortgezette regeling voor personeelskortingen en/of het nieuwe noodzakelijkheidscriterium kunnen worden geschaard. De diverse lobby’s doen hun werk. Kunnen er naast gereedschappen, computers, communicatiemiddelen en dergelijke niet ook zaken als de fiets, fitness, (werk)kleding, het bedrijfsuitje en andere zaken onder gaan vallen? Een vraag is ook of internet bij de werknemer thuis onder de gerichte vrijstelling (noodzakelijkheidscriterium) valt en hoe dan moet worden omgegaan met all-in-pakketten.
Voor de hand ligt de vraag om een nadere verduidelijking van het nieuwe noodzakelijkheidscriterium. Op welke wijze gaat de Belastingdienst dit nu concreet toetsen? En gaat de Belastingdienst dan niet teveel op de stoel van de ondernemer zitten?
Een andere vraag is of het werkplekcriterium in het kader van de nihilwaarderingen niet tot een oneerlijke situatie leidt ten aanzien van ambulante werknemers. Bij laatstgenoemde categorie zou meer tot het loon worden gerekend dan bij een werknemer die op een vaste werkplek werkt.
Veel onbegrip is er voor het onderscheid tussen verstrekkingen op de werkplek (vaak gewaardeerd op nihil) en vergoedingen/verstrekkingen buiten de werkplek. Als voorbeelden wordt aangehaald de bedrijfsborrel op het werk ten opzichte van die elders en de parkeerplaats voor werknemers met een eigen auto bij de werkplek of elders.
Het CDA en de SP informeren hoe in het kader van de WKR wordt omgegaan met instellingen die op veel vrijwilligers drijven (cultuur, natuur, sport en maatschappelijke organisaties). Met name wordt de vraag gesteld of vrijwilligersvergoedingen kunnen worden aangemerkt als loonsom voor de berekening van de vrije ruimte (1,2% van de loonsom).
Fiscalisten zal het niet verbazen dat een aantal keren de vraag wordt gesteld hoe het begrip “belang” in het kader van de nieuwe concernregeling moet worden uitgelegd. Terecht is ook de vraag of het verstandig is om een vierde aparte concernregeling in te voeren in de Nederlands belastingwetgeving.
En ja hoor; de (niet op voorhand onterechte) vraag of het toch niet verstandig is om nog een extra jaartje overgangsregeling toe te staan, staat ook in het verslag!
Zodra de antwoorden zijn gepubliceerd, komen wij bij u terug.