Slapend dienstverband: de Hoge Raad is aan zet

Gepubliceerd op: 24 april 2019

Werkgevers ontslaan arbeidsongeschikte werknemers niet om te voorkomen dat ze de transitievergoeding moeten betalen. Gevolg is dat een zogeheten “slapend dienstverband” ontstaat. De arbeidsovereenkomst is formeel niet ontbonden, maar de werknemer verricht door de ziekte geen werkzaamheden en er wordt geen loon betaald.

Compensatieregeling

De overheid acht dit ongewenst. Daarom is een compensatieregeling in het leven geroepen. Deze regeling beschrijven we in ons artikel Compensatieregeling transitievergoeding. Met ingang van 1 april 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor aan arbeidsongeschikte werknemers uitbetaalde transitievergoedingen. Ook de tussen 1 april 2015 en 1 april 2020 betaalde transitievergoedingen worden dan alsnog gecompenseerd.

De meeste werkgevers laten de slapende dienstverbanden echter in stand, waarschijnlijk tot het moment waarop ze daadwerkelijk de compensatie van de overheid kunnen ontvangen. Gedurende de periode waarin de arbeidsovereenkomst slaapt, loopt de transitievergoeding op. De hoogte van deze vergoeding is immers gerelateerd aan de diensttijd.

Rechter

Inmiddels is aan diverse rechters de vraag voorgelegd of het wel is toegestaan om de arbeidsovereenkomst niet formeel te ontbinden. Een argument daarbij is dat de compensatieregeling er aan komt. In de meeste gevallen oordeelt de rechter echter dat het in stand laten van de dienstbetrekking geen ernstig verwijtbaar handelen of slecht werkgeverschap is.

In een schrijnend geval oordeelde het scheidsgerecht gezondheidszorg wel dat de werkgever de dienstbetrekking moest beëindigen en de transitievergoeding moest betalen. Zie ons artikel Werkgever moet slapende dienstbetrekking beëindigen. En ook de Rechtbank Den Haag was recent, in een specifieke zaak, van mening dat sprake was van strijd met het goede werkgeverschap.

De lijn in de uitspraken van de diverse lagere rechterlijke instanties lijkt te zijn dat werkgevers alleen onder zeer bijzondere omstandigheden kunnen worden gedwongen om een arbeidsovereenkomst te ontbinden. Het gaat echter vooralsnog om uitspraken van lagere rechters. Pas nadat zaken aan de Hoge Raad zijn voorgelegd, komt er de zo gewenste duidelijkheid.

Prejudiciële vragen

De Rechtbank Limburg heeft deze handschoen opgepakt. Door middel van het stellen van zogeheten prejudiciële vragen wil deze rechtbank op korte termijn duidelijkheid creëren. De Hoge Raad moet zich uitlaten over de vraag of de werkgever aan een redelijk voorstel van de werknemer tot wijziging van de arbeidsovereenkomst tegemoet moet komen, wanneer sprake is van gewijzigde omstandigheden. De Rechtbank vraagt ook of het niet meer kunnen vervullen van de dienstbetrekking zo een gewijzigde omstandigheid is. En of sprake is van een redelijk voorstel, wanneer dat inhoudt dat bij ontbinding met wederzijds goedvinden een transitievergoeding wordt betaald, die gelijk is aan de door de werkgever te ontvangen compensatie.

Andere artikelen