Nu het wetsvoorstel Belastingplan 2016 door de Eerste Kamer is aangenomen (op 22 december 2015) en de inflatiecorrectie van de diverse tarieven en vrijstellingen bekend is, zijn ook alle voor 2016 in het kader van de belastingheffing geldende cijfertje bekend. Een overzicht van deze cijfertjes is beschikbaar op www.rijksoverheid.nl. Uiteraard is dit nog niet een totaaloverzicht van alle voor de belastingheffing relevante cijfers, maar bevat het alleen de belangrijkste wijzigingen. Dit jaar heeft dit overzicht dan ook de titel “Belangrijkste wijzigingen belastingen 2016” gekregen. Voorgaande jaren heette het overzicht nog het “Eindejaarspersbericht“. Graag stippen wij twee belangrijke wijzigingen voor u aan.
Heffingvrij vermogen box III
In box III wordt belast het inkomen uit sparen en beleggen. Daarbij wordt een forfaitair rendement van 4% berekend over de waarde die de tot box III behorende vermogensbestanddelen hebben op 1 januari van een belastingjaar. Voordat het forfaitaire rendement wordt berekend, wordt de waarde van de vermogensbestanddelen verminderd met het heffingvrij vermogen.
Het heffingvrij vermogen bedraagt in 2016 per fiscaal parner € 24.437 (2015: € 21.330). De bedoeling is om het heffingvrije vermogen voor 2017 verder te verhogen naar € 25.000. De ouderentoeslag op het heffingvrij vermogen vervalt per 1 januari 2016 (deze toeslag bedroeg in 2015 per fiscaal partner nog maximaal € 28.236).
Met name voor ouderen is de verhoging van het heffingvrij vermogen een pleister op de wond die is ontstaan door de afschaffing van de ouderentoeslag. Niet alleen is hierdoor meer inkomstenbelasting verschuldigd over het vermogen in box III. Het kan ook tot gevolg hebben dat het recht op zorg- en huurtoeslag vervalt. Maatregelen om dit te voorkomen moeten vóór 1 januari 2016 zijn geëffectueerd. De peildatum voor box III ligt immers op 1 januari. Voor het recht op zorg- en huurtoeslag in heel 2016 is daarom het vermogen op 1 januari 2016 beslissend. Zie ook ons artikel Vermogenstoets toeslagen.
Vrijstellingen schenkbelasting
De vrijstelling voor de schenkbelasting bij schenkingen aan kinderen bedraagt voor 2016 per kind € 5.304 (2015: € 5.277). Deze vrijstelling wordt eenmalig verhoogd tot € 25.449 (2015: € 25.322) bij schenking aan een kind dat 18 jaar of ouder, maar jonger dan 40 jaar is.
Als de schenking wordt besteed aan de eigen woning of studie van het kind wordt deze vrijstelling verder verhoogd tot € 53.016 (2015: € 52.752).
De vrijstelling voor overige verkrijgers (bijvoorbeeld kleinkinderen) bedraagt in 2016 € 2.122 (2015: € 2.111).
De aangekondigde verhoging van de vrijstelling voor de schenkbelasting bij een schenking voor de eigen woning naar € 100.000 gaat pas op 1 januari 2017 in.
De tarieven van de erf- en schenkbelasting wijzigen niet. Als de partner of de kinderen verkrijgen, bedraagt het tarief tot een verkrijging (na aftrek van vrijstellingen) van € 121.903 (2015: € 121.296): 10% en daarboven 20%. Kleinkinderen betalen in plaats van 10%: 18% en in plaats van 20%: 36%. En voor overige verkrijgers bedragen de tarieven 30% en 40%.
Een overzicht van alle vrijstellingen voor de schenkbelasting treft u aan in onze factsheet over dit onderwerp.