Het onderwerp “ZZP” (zelfstandige zonder personeel) is zonder twijfel het onderwerp dat ons toetsenbord inmiddels het vaakst in beweging heeft gebracht. Minister Koolmees en Staatssecretaris Snel hebben vorige week de Kamer in een uitgebreide brief op de hoogte gebracht van de stand van zaken.
Weinig nieuws
De Kamerbrief bevat op zich weinig nieuws. Het grootste nieuws zit een beetje verscholen in één van de laatste alinea’s. Daar melden de bewindslieden dat, vanwege geconstateerde spanning met het Europese recht, de beoogde nieuwe wetgeving wellicht pas op 1 januari 2021 ingaat (ingang is voorzien per 1 januari 2020).
In de slotalinea van de Kamerbrief wordt opgemerkt dat het Kabinet ziet dat er op langere termijn wellicht grotere en fundamentelere aanpassingen in wet- en regelgeving nodig zijn. Vooralsnog wordt echter volstaan met het oplossen van een aantal urgente knelpunten met de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) en de maatregelen betreffende loondoorbetaling.
De oplossing
Het is nog steeds de bedoeling om met de volgende categorieën ZZP-ers te gaan werken:
- bij een laag tarief is geen sprake meer van zelfstandigheid, maar moet in dienstbetrekking worden gewerkt (dit wordt aangeduid als: ALT; Arbeidsovereenkomst Laag Tarief);
- bij een hoog tarief kan de ZZP-er er voor kiezen om als zelfstandige te werken (die wordt aangeduid als: opt-out);
- tussen het lage en het hoge tarief komt de zogeheten opdrachtgeversverklaring: dat is een webmodule waarmee opdrachtgevers en -nemers uitmaken of de ZZP-er als zelfstandige werkt.
Voor de ALT zal in het Burgerlijk Wetboek een nieuwe arbeidsovereenkomst worden gecreëerd. Wanneer aan de voorwaarden voor de ALT is voldaan, krijgt de opdrachtgever het werkgeversgezag dat nodig is om te voldoen aan de werkgeversverplichtingen. Voor de opdrachtnemer ontstaat de verplichting om persoonlijk de arbeid te verrichten.
De tariefgrens voor de opt-out zal op € 75 komen te liggen. Als het tarief per uur € 75 of meer bedraagt, kan de ZZP-er er voor kiezen om als zelfstandige te worden behandeld. Maar er geldt nog een extra voorwaarde: de opdracht mag maximaal één jaar duren of niet betreffen het uitvoeren van reguliere bedrijfsactiviteiten. De ZZP-er die kiest voor opt-out, wordt uitgesloten als verzekerde voor de werknemersverzekeringen. Een opt-out-verklaring kan nooit terugwerken.
De invulling van de webmodule is het waarschijnlijk lastigste deel van de operatie. In de module komt een uitgebreide vragenlijst. Wanneer de antwoorden leiden tot de conclusie dat sprake is van zelfstandigheid, wordt de opdrachtgeversverklaring uitgereikt. Die verklaring geeft de opdrachtgever de zekerheid dat geen sprake is van een dienstbetrekking.
Verduidelijking begrip gezag
Het Kabinet had beloofd om vóór 1 januari 2019 te komen met een verduidelijking van het begrip gezagsverhouding. Aan deze belofte wordt voldaan met een bij de Kamerbrief gevoegde bijlage. Deze uiteenzetting wordt met ingang van 2019 toegevoegd aan het Handboek Loonheffingen.
De bijlage onderscheidt in 5 elementen, die bijdragen aan de vaststelling van een gezagsverhouding:
- leiding en toezicht;
- vergelijkbaarheid personeel;
- werktijden, locatie, materialen, hulpmiddelen en gereedschappen;
- manier waarop de werkende naar buiten treedt;
- overige relevante aspecten.
Het past niet binnen het bestek van dit artikel om al deze elementen uit te werken. Welke elementen doorslaggevend zijn, hangt af van het concrete geval. Uiteindelijk beslist de rechter of sprake is van een gezagsverhouding, maar de Belastingdienst zal in de praktijk deze handreiking wel als richtlijn nemen.
Wat is nu de status?
De situatie zal dus in 2019 zijn, zoals die in de tweede helft van 2018 was. De Wet DBA is van kracht, maar wordt door de Belastingdienst niet gehandhaafd. Alleen indien de Belastingdienst hard kan maken dat een ZZP-er overduidelijk in dienstbetrekking heeft gewerkt, zal tot naheffing van belastingen en premies worden overgegaan.