Met ingang van 1 januari 2022 leidt de verrekening van ingehouden dividendbelasting met vennootschapsbelasting niet meer tot een teruggave. Dit is onderdeel van de belastingplannen voor 2022, die op dit moment bij de Eerste Kamer liggen.
Dividendbelasting is verrekenbaar
Dividendbelasting moet worden ingehouden op uitkeringen van winst door lichamen met een in aandelen verdeeld kapitaal. Maar dividendbelasting is een voorheffing. Dat houdt in dat de ingehouden belasting mag worden verrekend met de vennootschapsbelasting die het ontvangende lichaam is verschuldigd.
Voorbeeld
Een lichaam dat € 100.000 winst maakt, is € 15.000 (15%) aan vennootschapsbelasting verschuldigd. Wanneer dit lichaam dividenden heeft ontvangen, waarop € 1.000 dividendbelasting is ingehouden, leidt de verrekening van de dividendbelasting ertoe dat per saldo € 15.000 -/- € 1.000 = € 14.000 aan vennootschapsbelasting moet worden betaald.
Teruggave
Wanneer het lichaam in het voorbeeld een verlies realiseert, is vanzelfsprekend geen vennootschapsbelasting verschuldigd (15% van € 0 = € 0). De verrekening van dividendbelasting leidt tot en met 2021 tot een teruggaaf van vennootschapsbelasting van € 1.000.
Met ingang van 2022 wordt de € 1.000 dividendbelasting echter niet meer verrekend voor zover er geen vennootschapsbelasting tegenover staat.
De te betalen vennootschapsbelasting wordt vastgesteld op € 0. De nog niet verrekende € 1.000 aan dividendbelasting kan worden verrekend met de vennootschapsbelasting die is verschuldigd over volgende jaren. Dit wordt vastgelegd in een zogeheten voorheffingenbeschikking. Niet-verrekende voorheffingen kunnen onbeperkt in de toekomst worden verrekend.
In het kader van het aangaan of beëindigen van een fiscale eenheid vennootschapsbelasting en in het kader van fusies en splitsingen leveren niet-verrekende voorheffingen vanaf 2022 dezelfde problemen op als nog niet verrekende verliezen.