Staatssecretaris Snel van Financiën heeft in een brief aan de Kamer zijn ideeën over de aanpassingen voor de heffing van inkomstenbelasting over inkomen uit sparen en beleggen (box 3) bekend gemaakt. Die zouden per 1 januari 2022 in moeten gaan.
Op 23 juni 2020 heeft Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën in de Tweede Kamer gemeld dat de in dit artikel beschreven plannen niet doorgaan. Op welke wijze de heffing in box 3 wel wordt aangepast, is nog niet duidelijk.
€ 440.000 belastingvrij
Dat is de essentie van de kop die eind vorige week in veel nieuwsberichten verscheen. En dat is ook juist voor iemand van wie het inkomen uit sparen en beleggen alleen bestaat uit rente op spaartegoeden. Voor fiscaal partners is dan ook nog het dubbele bedrag vrijgesteld: € 880.000.
Mensen die hun spaargeld voornamelijk beleggen, gaan in de plannen van Snel echter fors meer inkomstenbelasting betalen. Hetzelfde geldt ten aanzien van beleggers in vastgoed, zeker wanneer dit vastgoed (deels) met leningen is gefinancierd.
Het nieuwe systeem
In de voorgestelde regeling worden de volgende stappen ondernomen om te komen tot de te betalen inkomstenbelasting:
- eerst wordt bepaald of het saldo van de bezittingen en schulden meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen (het heffingvrije vermogen bedraagt per fiscaal partner ongeveer € 30.000);
- als dat het geval is, wordt gekeken welk deel van het vermogen bestaat uit spaargeld;
- al het bezit dat geen spaargeld is, wordt als overige bezittingen aangemerkt;
- tot slot wordt gekeken hoe hoog het bedrag van de schulden is.
Het inkomen wordt bepaald door aan elk van deze vermogenscategorieën een forfaitair percentage te hangen. Deze forfaitaire percentages worden jaarlijks gebaseerd op recente daadwerkelijke rendementen. Uitgaande van het jaar 2020 zouden deze forfaits neerkomen op (de definitieve percentages voor 2022 worden eind 2021 vastgesteld):
Spaarsaldi | 0,09% |
Overige bezittingen | 5,33% |
Schulden | 3,03% |
Heffingvrij inkomen
Naast het heffingvrij vermogen (zie hierboven) wordt een heffingvrij inkomen ingevoerd. Op basis van de huidige cijfers wordt ingeschat dat het heffingvrij inkomen (ongeveer) € 400 zal bedragen.
Een simpel rekensommetje leidt dan tot de € 440.000 aan belastingvrij spaarsaldo. Over € 440.000 aan spaarsaldo wordt een forfaitair rendement berekend van 0,09%. Dat komt neer op: 0,09% * € 440.000 = € 396 en dat valt keurig binnen de € 400 aan heffingvrij inkomen.
In 2019 bedraagt het forfaitaire inkomen over € 440.000 aan vermogen in box 3 maar liefst: € 16.432
Wanneer je de hele € 440.000 in box 3 belegt in effecten, kom je in de plannen van Snel heel anders uit. Dan bedraagt het forfaitair rendement: 5,33% * € 440.000 = € 23.452. Na aftrek van het heffingvrij inkomen resteert een belastbaar inkomen van € 23.052.
Dat is duidelijk meer dan de € 16.432 aan inkomen dat in 2019 wordt berekend.
Als je vermogen in box 3 bestaat uit € 440.000 aan vastgoed, dat je hebt gefinancierd met een lening van € 250.000, mag je van je inkomen aan rente aftrekken: 3,03% * € 250.000 = € 7.575. Je inkomen in box 3 bedraagt dan: € 23.452 -/- € 7.575 = € 15.877 (na aftrek van het heffingvrij inkomen: € 15.477).
In 2019 bedraagt het forfaitaire inkomen, dat wordt berekend over € 440.000 -/- € 250.000 = € 190.000, slechts € 5.303.
Peildatumarbitrage
Het spreekt voor zich dat het geschetste systeem het wel eens interessant zou kunnen maken om tegen het einde van elk jaar vermogen om te zetten in spaartegoed. Ook de Staatssecretaris onderkent dit risico. Hij kondigt dan ook aan dat in de nieuwe wetgeving maatregelen worden verwerkt om deze peildatumarbitrage te voorkomen.
Hoger tarief
Om de plannen budgettair neutraal te kunnen invoeren, moet het tarief in box 3 ietsje omhoog. Op dit moment bedraagt dit tarief 30%. Vanaf 2022 betaal je over je inkomen uit sparen en beleggen 33% aan inkomstenbelasting.