Het RB (Register Belastingadviseurs) adviseert om tegen definitieve aanslagen inkomstenbelasting over 2023, waarin inkomen uit sparen en beleggen (box 3) is begrepen, tijdig (pro forma) bezwaar te maken (tijdig betekent binnen 6 weken na de dagtekening van de aanslag).
Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in een vijftal zaken betreffende box 3. Zie ons artikel Hoge Raad verwerpt opnieuw forfaitaire heffing box 3. Op dit moment is niet duidelijk of het maken van (pro forma) bezwaar bij uitsluitend spaartegoeden ook na deze arresten nog zinvol kan zijn. Informatie daarover volgt binnenkort. Tot die tijd is het verstandig om bij twijfel en voldoende belang tijdig (pro forma) bezwaar in te dienen.
Pro forma
Pro forma bezwaar maken houdt in dat je bezwaar maakt om je rechten te veilig te stellen. Mensen die niet (of te laat) bezwaar maken, kunnen in de toekomst (hoogstwaarschijnlijk) geen beroep doen op een eventueel voor hen gunstige uitspraak van de belastingrechter.
Overigens legt de Belastingdienst alleen definitieve aanslagen inkomstenbelasting over 2023 op, waarin geen inkomen uit sparen en beleggen (box 3) is begrepen of waarin uitsluitend inkomen is begrepen dat betrekking heeft op banktegoeden. Alleen in de laatstgenoemde situatie kan het maken van pro forma bezwaar zinvol zijn.
Bestaat de grondslag voor je inkomen uit sparen en beleggen naast banktegoeden ook uit overige bezittingen en/of schulden, dan legt de Belastingdienst geen definitieve aanslag op. Mogelijk ontvang je wel een voorlopige aanslag. Daartegen staat op grond van de wet niet de mogelijkheid van bezwaar open.
Waarom?
Voor 2023 geschiedt de heffing over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) op grond van de Overbruggingswet box 3. Deze wet is ingevoerd nadat de Hoge Raad in haar Kerstarrest van (24 december) 2021 besliste dat de (toenmalige) forfaitaire heffing in strijd was met het Europese recht. Het is zeer de vraag of het systeem dat met de Overbruggingswet box 3 is ingevoerd ook in strijd is met het Europees recht. Een belangrijke aanwijzing daarvoor zijn de arresten die de Hoge Raad (op zijn vroegst) in augustus 2024 gaat wijzen over het heffingssysteem in de jaren voor 2023.
Het inkomen uit banktegoeden bedraagt voor het heffingsjaar 2023 0,92% van de saldi op de peildatum (1 januari 2023). Dat komt in het algemeen redelijk overeen met de daadwerkelijk over 2023 genoten rente. Eén van de vragen is echter of moet worden gekeken over welke periode de rente is genoten, dan wel naar de rente die in de periode is ontvangen. Op de meeste bankrekeningen wordt de rente op 1 januari bijgeschreven. De op 1 januari 2023 bijgeschreven rente, is de rente over 2022 en die is in het algemeen aanmerkelijk lager dan 0,92% aangezien de meeste banken in 2022 nog (nagenoeg) geen rente vergoedden.