Na de belastinghervorming (die inmiddels alweer grotendeels gestrand lijkt) en de autobrief II lag er nog één dossier op het bureau van Staatssecretaris van Financiën Wiebes, waar voor het zomerreces iets mee moest gebeuren: de problematiek rond het pensioen van de directeur-grootaandeelhouder (dga) in eigen beheer. In een brief van 1 juli 2015 schetst Wiebes de oplossingsrichtingen, waarover hij na het reces nader met de Kamer van gedachten wil wisselen.
Wiebes beschrijft twee oplossingsrichtingen voor de problemen rond het pensioen in eigen beheer (PEB):
1. de oudedsgsbestemmingsreserve (OBR);
2. een beschikbarepremieregeling met een vast oprentingspercentage (oudedagssparen in eigen beheer; OEB).
Daarnaast oppert hij de mogelijkheid van een uitfasering. Daarmee doelt hij op het creëren van een mogelijkheid om het pensioen in eigen beheer geheel te beëindigen.
De oudedagsbestemmingsreserve (OBR) kan het best worden vergeleken met de in de winst uit onderneming bekende (fiscale) oudedagsreserve. Jaarlijks wordt een aan het loon van de dga gerelateerd deel van de winst van de B.V. buiten de heffing van vennootschapsbelasting gehouden en op de fiscale balans vermeld. Op enig moment moet het aldus administratief ontstane bedrag worden omgezet in een lijfrente en worden de lijfrente-uitkeringen belast met loonbelasting. De OBR is enkel een administratieve reserve, waaraan de dga, noch zijn nabestaanden, rechten kunnen ontlenen.
Bij het oudedagssparen in eigen beheer (OEB) wordt in de B.V. jaarlijks een percentage van het loon van de dga opzij gezet voor diens pensioen. In tegenstelling tot de OBR wordt in het vermogen van de B.V. een potje afgezonderd, waarop de dga een juridisch afdwingbaar recht heeft en wat de B.V. niet voor andere zaken dan het pensioen van de dga mag aanwenden. Aan het pensioenpotje van de dga wordt jaarlijks rente toegevoegd. De toevoegingen aan het potje (dotatie en rente) worden niet belast met loonbelasting. De uitkeringen uiteraard wel.
Wiebes concludeert uit zijn analyse van beide oplossingsrichtingen dat de OEB meer knelpunten zal oplossen en minder nieuwe problemen zal opleveren dan de OBR. Maar hij gaat daarover graag het debat aan met de Kamer.
Het streven is nog steeds om het alternatief voor de PEB op 1 januari 2016 in werking te laten treden, maar Wiebes geeft aan dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat. Vooral het overgangsrecht zou nog wel eens (extra) hoofdbrekens kunnen kosten.