Oninbare vorderingen: teruggaaf van BTW

Gepubliceerd op: 15 juli 2016

BTW oninbare vorderingen VWGNijhof

LET OP: de in onderstaand artikel beschreven wetswijziging is per 1 januari 2017 van kracht geworden. U leest er alles over in onze factsheet Oninbare debiteuren niet en betaalde crediteuren.

 

BTW op oninbare vorderingen. U kent het wel: u heeft goederen of diensten geleverd en gefactureerd. De BTW heeft u keurig aangegeven en betaald in de maand volgend op het tijdvak waarin de factuur is verstuurd, maar uw klant betaalt niet.

Teruggaaf BTW op oninbare vorderingen

U kunt de Belastingdienst vragen om de BTW op uw oninbare vorderingen aan u terug te betalen. Dat moet met een apart verzoek. U mag dit niet verwerken in een BTW-aangifte. De Belastingdienst bekijkt dit soort verzoeken meestal zeer kritisch en stelt er met grote regelmaat vragen over. Kortom, u moet een hoop moeite doen om deze BTW terug te ontvangen.

Wanneer oninbaar?

Vaak is een discussiepunt met de Belastingdienst of wel vaststaat dat de vordering definitief oninbaar is. Wanneer uw klant failliet is en uit de definitieve afwikkeling van het faillissement blijkt dat uw vorderingen niet zullen worden betaald, is duidelijk dat sprake is van oninbare vorderingen. Maar dan is meestal zeer geruime tijd verstreken. En in lang niet alle situaties van oninbare vorderingen is uiteindelijk sprake van een definitief afgewikkeld faillissement.

Dan maar crediteren

Het belang van de Belastingdienst is gelegen in de aftrek door uw klant van de door u berekende BTW. Als uw klant uw factuur niet betaalt, moet die de afgetrokken BTW uiteraard terugbetalen aan de Belastingdienst. Maar wanneer uw klant in betalingsmoeilijkheden verkeert, blijven heel vaak ook de belastingen (deels) onbetaald.

Daarom stelt de Belastingdienst zeer strenge eisen aan de onderbouwing van verzoeken om teruggaaf van BTW op oninbare vorderingen, alsmede aan creditfacturen. Die moet u niet alleen daadwerkelijk aan de klant uitreiken. U moet, als u een creditfactuur uitreikt, ook zeker stellen dat uw klant de aftrek van de BTW terugdraait.

Vereenvoudiging

De regering heeft een internetconsultatie geopend waarin wordt gevraagd om te reageren op ideeën om de regeling voor teruggaaf van BTW op oninbare vorderingen te vereenvoudigen.

Voorgesteld wordt om het recht op teruggaaf van de BTW op oninbare vorderingen in elk geval te laten ontstaan uiterlijk één jaar na het tijdstip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden. Dit sluit aan bij het moment waarop uw klant verplicht is om de afgetrokken BTW weer terug te betalen. Wanneer de vordering opeisbaar wordt, moet worden vastgesteld aan de hand van de gehanteerde leveringsvoorwaarden.

Bovendien mag het bedrag van de teruggaaf in de voorgestelde nieuwe regeling worden verwerkt in de BTW-aangifte van het tijdvak waarin het recht op teruggaaf van de BTW op de oninbare vorderingen is ontstaan. Voor zover de vordering uiteindelijk toch wordt betaald, moet de BTW dan uiteraard wel weer worden afgedragen.

Tot slot gaat het recht op de teruggaaf van de BTW op oninbare vorderingen over op de ondernemer aan wie u uw debiteurenvordering overdraagt.

Ingang

De beoogde ingang van de voorgestelde vereenvoudigde regeling voor teruggaaf van BTW op oninbare vorderingen is (vooralsnog) 1 januari 2017. Uiteraard moet de regeling nog door het Parlement worden aanvaard.

Voor vorderingen die opeisbaar zijn geworden vóór 1 januari 2017 wordt de termijn van één jaar geacht te zijn aangevangen op 1 januari 2017.

Andere artikelen

Tegenbewijsregeling box 3

De Staatssecretaris van Financiën heeft afgelopen week het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 ingediend bij het Parlement.