Aangezien sprake is van een uitgebreide notitie adviseren wij u deze hier in pdf-format te downloaden.
Met ingang van 2017 zijn de regels rond de BTW bij oninbare debiteuren en niet-betaalde crediteuren vereenvoudigd.
Debiteuren
Voor de uitgaande prestaties (leveringen van goederen of diensten) reiken de meeste ondernemers facturen uit. De op deze facturen vermelde BTW wordt afgedragen aan de fiscus. Voor het factuurbedrag ontstaat een vordering op de afnemer: de debiteur.
De BTW moet worden afgedragen in het aangiftetijdvak waarin de factuur is uitgereikt (factuurstelsel). Ook wanneer het gefactureerde bedrag op dat moment nog niet is ontvangen.
Ondernemers die het kasstelsel[1] toepassen, dragen de BTW af over de daadwerkelijk in een aangiftetijdvak door hen ontvangen bedragen. Voor hen speelt de in deze notitie beschreven problematiek inzake oninbare debiteuren uiteraard niet.
Teveel afgedragen BTW
Wanneer de debiteur de vordering niet of niet volledig voldoet, is teveel BTW afgedragen. Die kan van de fiscus worden teruggevorderd.
Vereenvoudiging
Vanaf 2017 wordt:
- het verzoek voor de teruggaaf verwerkt in de reguliere BTW-aangiften;
- aangenomen dat de debiteur niet zal betalen, voor zover na verloop van één jaar na de opeisbaarheid het factuurbedrag nog niet is ontvangen, (de verzoeker hoeft niet meer te bewijzen dat de debiteurenvordering (deels) niet zal worden voldaan).
Voor zover de debiteur alsnog betaalt, is de in deze betaling begrepen BTW verschuldigd in het aangiftetijdvak waarin de betaling (alsnog) is ontvangen.
Crediteuren
Ter zake van inkomende prestaties ontvangen ondernemers facturen van hun leveranciers. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, mag de op deze facturen vermelde BTW worden afgetrokken in de BTW-aangifte.
Voor het totaalbedrag van de factuur ontstaat een schuld aan de leverancier: de crediteur.
De BTW moet[2] worden afgetrokken in het aangiftetijdvak waarin de factuur is ontvangen. Ook wanneer het factuurbedrag op dat moment nog niet is betaald.
Ondernemers die het kasstelsel toepassen, kunnen er voor kiezen om de aftrek van BTW te bepalen op kasbasis.
Teveel afgetrokken BTW
Wanneer de ondernemer:
- het factuurbedrag (deels) terugontvangt;
- de crediteur niet of niet volledig betaalt;
is teveel BTW afgetrokken. Deze BTW moet aan de fiscus worden terugbetaald.
De teveel afgetrokken BTW is verschuldigd uit hoofde van de wet. Deze BTW moet door de ondernemer worden verwerkt in de reguliere BTW-aangifte van het tijdvak:
- waarin het factuurbedrag (deels) is terugontvangen;
- waarin duidelijk is dat niet zal worden betaald (of het factuurbedrag is terugontvangen), maar;
- uiterlijk in het tijdvak dat ligt één jaar nadat het factuurbedrag opeisbaar is (de factuur is opeisbaar op de dag die volgt op de uiterste betaaldatum).
Bij het niet of in een onjuist tijdvak verwerken van deze BTW-afdracht kan de BTW door de Belastingdienst worden nageheven, verhoogd met vergrijp- en verzuimboeten.
Voor zover de crediteur alsnog wordt betaald, ontstaat opnieuw recht op aftrek van de BTW in het aangiftetijdvak waarin de betaling wordt gedaan.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht geldt voor vergoedingen die opeisbaar zijn geworden vóór 1 januari 2017 en op dat moment nog niet zijn ontvangen of betaald.
Debiteuren
De termijn van één jaar begint voor alle vóór 1 januari 2017 opeisbare debiteurenvorderingen te lopen op 1 januari 2017.
Dat betekent dat de BTW in alle debiteurenvorderingen:
- die op 1 januari 2017 opeisbaar waren en;
- voor zover die op 1 januari 2018 nog niet zijn ontvangen;
in de BTW-aangifte van het eerste aangiftetijdvak van 2018 kan worden teruggevraagd.
Crediteuren
Voor de afdracht van BTW in schulden aan crediteuren, die niet worden betaald, geldt geen overgangsrecht. De BTW in crediteurenschulden die:
- vóór 1 januari 2017 opeisbaar waren en;
- die niet worden betaald;
is in 2017 verschuldigd in het aangiftetijdvak:
- waarin duidelijk is dat niet zal worden betaald (of het factuurbedrag is terugontvangen), maar;
- uiterlijk in het tijdvak dat ligt één jaar na de opeisbaarheid van het factuurbedrag.
Voor vergoedingen die in 2015 opeisbaar zijn geworden, wordt het tijdstip van opeisbaarheid geacht te zijn gelegen op 1 januari 2016. Zonder deze fictie zou de ter zake van deze vergoedingen afgetrokken BTW niet verschuldigd worden. Dit heffingslek moet uiteraard worden voorkomen.
Indeplaatstreding
Als de ondernemer zijn vordering overdraagt aan een andere ondernemer (bijvoorbeeld een factoor), treedt deze ondernemer voor die vordering in de plaats van de ondernemer die de vordering heeft overgedragen. Als de vordering oninbaar blijkt, moet de overnemende ondernemer de BTW terugvragen met het formulier “Verzoek om teruggaaf Omzetbelasting (overgenomen vorderingen).
Deze notitie is bedoeld om een regeling in grote lijnen uiteen te zetten. Met het oog op de leesbaarheid zijn zaken daarom vereenvoudigd weergegeven. VWG is daarom niet aansprakelijk voor de gevolgen van handelingen die naar aanleiding van deze notitie wel of niet zijn uitgevoerd.
[1] Het kasstelsel is verplicht voor een aantal aangewezen ondernemers. Het gaat met name om ondernemers die in het algemeen voornamelijk presteren aan particulieren. Niet-aangewezen ondernemers kunnen de fiscus verzoeken om het kasstelsel te mogen toepassen.
[2] De aftrek van BTW is zodanig essentieel voor de werking van het systeem van de BTW dat het verplicht is om aftrekbare BTW in aftrek te brengen in het daarvoor door de wet aangewezen aangiftetijdvak.