Liquidatiewaarde niet voor aandelen vastgoed-B.V.

Gepubliceerd op: 26 juli 2016

liquidatiewaarde vastgoed VWGNijhof

In april 2016 besliste de Hoge Raad dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de erf- en schenkbelasting van toepassing kan zijn op de verkrijging van aandelen in een B.V. die vastgoed exploiteert. Maar dan moeten de verkrijgers van de aandelen er wel in slagen om te bewijzen dat de vastgoed-B.V. een materiële onderneming drijft; ofwel dat de exploitatie van het onroerend goed in die specifieke situatie kwalificeert als meer dan normaal vermogensbeheer. Dat lukte niet in een zaak waarin Hof Den Bosch onlangs uitspraak deed.

Liquidatiewaarde

Met die beslissing hield belanghebbende kennelijk al een klein beetje rekening. De stelling dat de BOF kon worden toegepast, werd namelijk vooraf gegaan door de stelling dat de waardering van de aandelen in de vastgoed-B.V. moet worden gebaseerd op de liquidatiewaarde van het tot het vermogen van de B.V. behorende vastgoed.

De liquidatiewaarde is gelijk aan hetgeen een goed opbrengt bij een gedwongen verkoop. Deze waarde is in het algemeen aanmerkelijk lager dan de waarde in het economisch verkeer.

Om de inkomsten- en erfbelasting te kunnen betalen, moest het vastgoed van de B.V. worden verkocht. Tot de nalatenschap behoorden namelijk geen andere middelen waarmee deze belastingen konden worden betaald. Volgens belanghebbende was door de verplichting om de belastingen te betalen sprake van een min of meer gedwongen verkoop, waarbij het vastgoed niet meer op zou brengen dan de liquidatiewaarde.

Waarde in het economisch verkeer

Het Hof beslist dat de omstandigheid dat belasting moet worden betaald, niet van belang is voor de waardering van de aandelen. Volgens het Hof is er geen enkele reden om over te gaan tot een snelle verkoop van het vastgoed.

De aandelen van de vastgoed-B.V. moeten, overeenkomstig artikel 21 van de Successiewet 1956, worden gewaardeerd op de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor het goed meest geschikte wijze en na de meest geschikte voorbereiding op de dag van het overlijden door de best biedende gegadigde zou zijn betaald.

Tussen partijen was niet in geschil dat de waarde in het economisch verkeer in dit geval gelijk is de waarde van het onroerend goed in verhuurde staat. Die waarde is bepaald op basis van de huurwaardekapitalisatiemethode.

Cassatie

De uitspraak van het Hof is gedaan op 14 juli 2016. Dat betekent dat de termijn voor het indienen van beroep in cassatie ten tijde van het schrijven van dit artikel nog niet is verstreken.

Andere artikelen

Stichting is Vpb-plichtig

Hof Arnhem-Leeuwarden concludeert dat de Stichting keurmerk fysiotherapie belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.