Het ziet ernaar uit dat met ingang van 2023 de inkomstenbelasting in box 3 wordt geheven op basis van de forfaitaire spaarvariant. Kan de spaar-BV dan worden opgeheven?
Spaar-BV
Met het begrip spaar-BV doelen we op de BV’s, die (jaren geleden) zijn opgericht om over de daadwerkelijk op spaarrekeningen ontvangen rente belasting te betalen (in de BV vennootschapsbelasting en bij uitkering van de winst inkomstenbelasting in box 2). Die heffingen over de daadwerkelijke rente waren, vanaf het moment waarop de spaarrente onder de 4% dook, immers een stuk lager dan de over het forfaitair berekende rendement verschuldigde inkomstenbelasting.
Forfaitaire spaarvariant
In de forfaitaire spaarvariant wordt in 2022 voor spaartegoeden in box 3 een forfaitair rendement berekend van – 0,01% (voor 2023 is dit rendement nog niet bekend, maar het zal zeker om en nabij 0% liggen). Het gevolg daarvan is uiteraard dat over de spaartegoeden (bijna)geen inkomstenbelasting wordt geheven. Ook in de spaar-BV is (bijna) geen belasting verschuldigd, omdat de daadwerkelijk ontvangen rente (nagenoeg) nihil bedraagt. Maar met het in de lucht houden van de spaar-BV zijn kosten gemoeid. En die maken dat het enkel met het oog op box 3 in stand houden van een spaar-BV niet langer interessant is.
Toch wel in de lucht houden?
Om andere redenen, dan de heffing van inkomstenbelasting in box 3, kan het interessant zijn om de spaar-BV toch in de lucht te houden. Het vermogen in een BV telt op basis van de huidige wet- en regelgeving namelijk niet mee voor diverse regelingen met een vermogenstoets. Denk daarbij aan de zorg- en huurtoeslag. En aan de eigen bijdrage die verschuldigd is wanneer een beroep moet worden gedaan om de Wlz of de Wmo.