Op 31 maart jl. is de regeling voor looncompensatie (NOW) verder toegelicht. Duidelijk is nu wat er onder “omzetdaling” wordt verstaan en welke “loonsom” het uitgangspunt is voor de compensatie. Niet geheel duidelijk is wat er nu aan de oproepkracht moet worden doorbetaald.
Kamerbrief
Uit de kamerbrief blijkt dat de loonsom over januari 2020 het uitgangspunt wordt voor het voorschot op de looncompensatie. In de kamerbrief wordt er verder weinig aandacht besteedt aan de vraag hoeveel er aan oproepkrachten moet worden doorbetaald. Wel is opgenomen dat is overwogen om een extra voorwaarde op te nemen voor oproepkrachten. Maar doordat dit te complex zou worden, is dit idee geschrapt.
Hoogte doorbetaling
In de kamerbrief worden werkgevers gestimuleerd om het loon van oproepkrachten door te betalen voor dezelfde urenomvang als die zijn gewerkt in januari 2020. Maar wat nou als een oproepkracht in januari veel minder uren heeft gewerkt dan bijvoorbeeld over de laatste 3 maanden (december, januari en februari)? De oproepkracht zou dan het loon doorbetaald krijgen gelijk aan dat van januari terwijl hij/zij juist in andere maanden veel meer uren gewerkt heeft.
De oproepkracht zou dan een beroep kunnen doen op het zogenaamde rechtsvermoeden van arbeidsomvang, waar wij eerder over hebben bericht.
Juridisch gezien kan een oproepkracht, onder bepaalde voorwaarden, stellen dat hij/zij recht heeft op loondoorbetaling over het gemiddeld aantal gewerkte uren dat de afgelopen 3 maanden is gewerkt. Dit aantal uren kan gemiddeld meer zijn dan in januari is gewerkt. Als werkgever kun je daar wel verweer op voeren en het beroep hierop weerleggen maar daar moeten dan goede redenen voor zijn.
Opties
Wat is dan de meeste zuivere oplossing? De kamerbrief geeft hier geen duidelijkheid in. Wij zijn van mening dat er twee mogelijkheden zijn.
- Het loon doorbetalen zoals de oproepkracht dat in januari 2020 heeft ontvangen en als een oproepkracht niet heeft gewerkt in januari 2020 dan de het loon over november 2019 (conform de uitwerking van de regeling, zie de toelichting art. 11).
- Het loon doorbetalen op basis van hetgeen de afgelopen 3 maanden (december, januari en februari) gemiddeld is gewerkt (wettelijk kader: artikel 7:610b van het Burgerlijk Wetboek).
Bij optie 1 bestaat er het risico dat de oproepkracht niet akkoord gaat en zich beroept op optie 2.
Bij optie 2 is het gevolg dat je als werkgever thans wellicht meer loon moet doorbetalen dan waarop de compensatie is gebaseerd. Tevens is duidelijk geworden dat een hogere loonsom in de maanden maart-april-mei niet leidt tot een hogere vaststelling van de subsidie.
Ons advies zou derhalve zijn om optie 1 te kiezen en het loon over de maand januari 2020 (en indien de oproepkracht in die maand niet heeft gewerkt dan de maand november 2019) door te betalen. Indien in beide maanden niet gewerkt is, dan geen loondoorbetaling. De oproepkracht kan in dit laatste geval dan nog kiezen om een beroep te doen op optie 2. Hier kan dan een juridisch geschil over ontstaan.
Nabetaling of terugvordering
Binnen 24 weken na afloop van de NOW-regeling moet je als werkgever een aanvraag indienen voor de vaststelling van de subsidie. Het UWV zal dan vast gaan stellen wat de definitieve subsidie is.
In de kamerstukken is opgenomen dat enkel bij een lagere loonsom er een correctie zal plaatsvinden (oftewel, er zal dan subsidie worden teruggevorderd). Zoals gezegd wordt in de kamerstukken benoemd dat een hogere loonsom in de maanden maart-april-mei niet leidt tot een hogere vaststelling van de subsidie.
Rechten oproepkracht na NOW
Tot slot is er nog de vraag of de oproepkracht na deze regeling zich nog steeds kan beroepen op de vaste loondoorbetaling. In beginsel blijft het wettelijk kader gewoon van toepassing, oproepkrachten blijven dus het recht behouden om een beroep te doen om het rechtsvermoeden van arbeidsomvang. De rechtspraak zal te zijner tijd moeten uitwijzen of de bijzondere omstandigheden nog een rol kunnen spelen hierbij. Tevens is het de vraag of oproepkrachten wel vaste uren willen, aangezien zij dan wel gebonden kunnen worden aan vaste werktijden en dagen en of zij begin dit jaar het aanbod van vaste uren al dan niet hebben geaccepteerd.