In ons artikel over de belastingplannen 2019 stipten we de nieuwe regels voor de fiets van de zaak al aan. In dit artikel werken we de details van de nieuwe regeling uit. De nieuwe regels worden, als het Parlement ze aanvaardt, vanaf 1 januari 2020 van kracht.
Bijtelling 7%
De kern van de nieuwe regeling is dat voor een aan een werknemer ter beschikking gestelde fiets jaarlijks bij het loon wordt geteld: 7% van de nieuwwaarde van de fiets. Van de bijtelling mag de voor het privégebruik aan de werkgever betaalde eigen bijdrage worden afgetrokken (tot maximaal het bedrag van de bijtelling). Het gaat daarbij om de uit het netto loon van de werknemer betaalde eigen bijdrage. Kosten die aan derden worden betaald, zoals de kosten voor het thuis opladen van de e-bike, mogen niet van de bijtelling worden afgetrokken.
De bijtelling mag door de werkgever onder de vrije ruimte van de werkkostenregeling worden gebracht. Voor zover het maximum van deze vrije ruimte niet wordt overschreden, zijn dan geen loonheffingen verschuldigd. Over het bedrag waarmee het maximum wordt overschreden, betaalt de werknemer de loonheffingen in de vorm van eindheffing tegen een tarief van 80%.
Ter beschikking stellen
De jaarlijkse bijtelling van 7% geldt alleen voor de door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gestelde fiets. Dat wil zeggen dat de werkgever de fiets koopt en bij de werknemer in gebruik geeft. De werkgever blijft eigenaar van de fiets.
Wanneer de werkgever aan de werknemer:
- een vergoeding (in geld) betaalt voor de aanschaf van een fiets;
- de eigendom van de fiets overdraagt aan de werknemer;
is geen sprake van het ter beschikking stellen van de fiets en kan de bijtellingsregeling niet worden toegepast. Het gehele bedrag van de vergoeding wordt dan belast met loonbelasting. Wanneer de werknemer eigenaar wordt van de fiets, wordt de factuurwaarde van de fiets (minus hetgeen de werknemer er voor betaalt) aangemerkt als te belasten loon.
Uiteraard kan de werkgever ook deze voordelen onder de vrije ruimte van de werkkostenregeling brengen. De (veel) hogere waarde van het voordeel maakt dan echter dat het maximum van de vrije ruimte al snel wordt overschreden.
Zakelijk gebruik
De bijtelling geldt alleen wanneer de fiets ook zakelijk wordt gebruikt. Als de werknemer het woon-werkverkeer (deels) fietst, wordt dat gezien als zakelijk gebruik.
De werkgever moet dus wel aannemelijk maken dat de werknemer de fiets zakelijk gebruikt. Zo niet, dan moet de werkelijke waarde van het privégebruik van de aan de werknemer ter beschikking gestelde fiets tot het loon worden gerekend.
Fiets
Wat onder een fiets wordt verstaan, moet worden ontleend aan het spraakgebruik. Maar in de toelichting bij het wetsvoorstel wordt expliciet aangestipt dat de bijtelling ook geldt voor een elektrische fiets, bakfiets en dergelijke. Zelfs een zogeheten speed pedelec wordt expliciet aangemerkt als een fiets. Een speed pedelec is een rijwiel met elektrische trapondersteuning, waarvoor een bromfietskenteken moet worden afgegeven.
Cafetariaregeling
Het meest voor de hand ligt dat de nieuwe regeling vooral zal worden ingezet in combinatie met een cafetariaregeling. Dat is de term die wordt gebruikt voor het ruilen van een bruto loonbestanddeel tegen een (bijna) netto voordeel. Een dergelijke regeling is voor de werkgever (nagenoeg) budgettair neutraal, terwijl de werknemer veel minder aan netto loon opoffert, dan hij verkrijgt (de fiets).
Uiteraard moet je een cafetariaregeling op de juiste manier inkleden. Wij helpen je daarbij graag.
Ondernemer
Een ondernemer, die een fiets tot het vermogen van de onderneming rekent, moet voor het privégebruik 7% van de nieuwwaarde van de fiets bij de winst tellen. Hetzelfde geldt voor een genieter van resultaat uit overige werkzaamheden. Ook de ondernemer en resultaatgenieter moeten aannemelijk maken dat de fiets (deels) zakelijk wordt gebruikt. Een uitsluitend voor privédoeleinden gebruikte fiets kan immers niet als ondernemings- of resultaatsvermogen worden aangemerkt.