Deze factsheet is ook in pdf-format beschikbaar.
Peildatum voor de Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap is de laatste dag van elk kalenderjaar. Dat betekent dat nog tot en met 31 december 2024 kan worden geanticipeerd op mogelijke belastingheffing in 2024.
Kern
De kern van de regeling is dat wanneer het totaal van de nominale waarde van de op de peildatum bij de dga of diens partner openstaande schulden aan de eigen BV hoger is dan de drempel het meerdere wordt belast als inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2). Er is dan sprake van een fictief regulier voordeel.
De belasting wordt berekend tegen een tarief van 33%[1] (met dien verstande dat per fiscaal partner – het inkomen in box 2 kan vrij tussen fiscaal partners worden verdeeld – de eerste € 67.000 aan box 2-inkomen wordt belast tegen 24,5%).
Het fictief reguliere voordeel wordt niet belast met dividendbelasting.
De regeling geldt ten aanzien van schulden aan alle soorten lichamen waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden.
Schulden
Met schulden wordt gedoeld op alle civielrechtelijke leningen, maar ook rekening-courantverhoudingen (voor zover per saldo sprake is van een schuld van de dga) en andere verplichtingen.
De schulden worden, behalve in het kader van een rekening-courantverhouding, voor de toepassing van de maatregel NIET gesaldeerd met eventuele vorderingen op de BV.
Voor de maatregel is niet van belang in welke box de schuld aan de zijde van de dga met inkomstenbelasting wordt belast.
Ook zakelijke leningen
Voor de toepassing van de regeling is niet van belang of de schuld fiscaal als zakelijk, dan wel onzakelijk moet worden bestempeld. Anders gezegd: ook volledig zakelijke schulden worden belast onder de regeling inzake excessief lenen bij de eigen vennootschap.
Schulden waarvoor eerder al een winstuitdeling in aanmerking is genomen (schijnleningen), maar die civielrechtelijk nog wel een geldlening zijn, tellen niet mee voor de bepaling van het fictief reguliere voordeel.
Drempel
De drempel bedraagt € 500.000 (2023: € 700.000). Voor fiscaal partners geldt niet het dubbele bedrag als drempel.
Ten aanzien van andere verbonden personen – dan de fiscaal partner – geldt wel een afzonderlijke drempel van € 500.000. Ook hier geldt voor fiscaal partners niet het dubbele bedrag als drempel.
De drempel wordt verhoogd met het gerealiseerde fictief reguliere voordeel en verminderd met het negatieve fictief reguliere voordeel (zie hierna), maar blijft altijd minimaal € 500.000.
Eigen woningschuld
De fiscale eigen woningschuld wordt bij de bepaling van het totaal van de schulden buiten beschouwing gelaten. Daarvoor geldt geen maximum.
De criteria op grond waarvan sprake is van een fiscale eigen woningschuld bespreken we niet in de voorliggende notitie.
Voor eigen woningschulden die ná 31 december 2022 zijn aangegaan geldt in het kader van de Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap de aanvullende voorwaarde dat ter zake van de eigen woningschuld een zakelijk recht van hypotheek op de eigen woning moet zijn gevestigd, ten gunste van de BV.
Fictief regulier voordeel
Voorbeeld 1
Een dga heeft op 31-12-2024 van de BV geleend:
- € 250.000 voor de fiscale eigen woning (gedekt met hypotheek);
- € 550.000 voor een vakantiewoning;
- € 300.000 voor het pand dat hij aan de BV verhuurt.
En zijn echtgenote heeft € 100.000 van de BV geleend voor de opstart van haar onderneming.
Uitwerking 1
Het totaal van de schulden aan de BV bedraagt: € 250.000 + € 550.000 € 300.000 + € 100.000 = € 1.200.000. Daarvan blijft € 250.000 buiten aanmerking.
De drempel bedraagt € 500.000. In 2024 wordt in box 2 belast een fictief regulier voordeel van: € 950.000 – € 500.000 = € 450.000.
Dit voordeel mogen de echtgenoten in hun aangiften inkomstenbelasting onderling vrij verdelen. De drempel wordt opgehoogd naar: € 500.000 + € 450.000 = € 950.000.
Voorbeeld 2
Dga A heeft € 500.000 schuld aan zijn BV. Dga B heeft € 400.000 schuld aan haar BV. In 2024 trouwen A en B met elkaar.
Uitwerking 2
In 2023 blijven de schulden van zowel A als B binnen de drempel van € 700.000 en is geen fictief regulier voordeel aan de orde.
In 2024 moeten als gevolg van hun huwelijk de gezamenlijke schulden (€ 900.000) worden afgezet: tegen éénmaal de drempel van € 500.000.
Daardoor wordt in 2024 een fictief regulier voordeel van € 400.000 belast.
Verder blijft alles ongewijzigd
Het fiscaal in aanmerking nemen van het fictief reguliere voordeel betekent niet dat tot dit bedrag de schulden verdwijnen. Civielrechtelijk is dat uiteraard niet het geval, maar ook fiscaal blijven de leningen in volle omvang bestaan. Dat betekent dat rente verschuldigd blijft, die belast en aftrekbaar is op dezelfde wijze als voordat het fictief reguliere voordeel in aanmerking werd genomen.
Geen safe haven
De drempel van € 500.000 is niet een “safe haven”. Hetzelfde geldt voor de van de maatregel uitgesloten fiscale eigen woningschuld.
De Belastingdienst kan onverkort de (on)zakelijkheid van alle geldleningen ter discussie blijven stellen. De reguliere rechtspraak inzake winstuitdelingen en (on)zakelijke leningen blijft ten volle van kracht.
Negatief fictief regulier voordeel
Een negatief fictief regulier voordeel ontstaat wanneer het totaal van de schulden lager is dan de drempel (bijvoorbeeld door aflossing op de schulden). Met dien verstande dat een minimale drempel van € 500.000 in aanmerking wordt genomen.
Voorbeeld 3
De partner van de dga uit voorbeeld 1 lost in 2025 haar lening volledig af.
Uitwerking 3
Het totaal van de schulden bedraagt dan per 31-12-2025: € 250.000 + € 550.000 + € 300.000= € 1.100.000, waarvan € 250.000 buiten aanmerking blijft. De (verhoogde) drempel (zie hiervoor) bedraagt: € 950.000.
Het fictief regulier voordeel bedraagt dan in 2025: € 850.000 -/- € 950.000 = -/- € 100.000.
Ook dit negatieve voordeel mogen de echtgenoten onderling vrij verdelen.
De drempel wordt verlaagd naar: € 950.000 -/- € 100.000 = € 850.000.
Einde aanmerkelijk belang
Iemand die aan het einde van het jaar geen aanmerkelijk belang meer heeft, anders dan door emigratie, wordt geacht op dat moment:
- wel een aanmerkelijk belang, maar;
- geen schulden meer te hebben.
Door deze 2 aannames ontstaat een negatief fictief regulier voordeel (zie voorbeeld 4), waarmee het eerder belaste fictief regulier voordeel wordt teruggenomen.
Het eindigen van het aanmerkelijk belang door emigratie en het ontstaan van een aanmerkelijk belang bij immigratie beschrijven wij niet in deze notitie.
Voorbeeld 4
Stel de dga verkoopt op 1-7-2025 alle aandelen van de BV aan een zoon.
Uitwerking 4
De dga wordt geacht op de peildatum 31-12-2025 geen schulden meer aan de BV te hebben.
De drempel bedraagt nog steeds € 850.000.
Op grond van de fictie zou in 2025 een fictief regulier voordeel ontstaan van:
€ 0 -/- € 850.000 = -/- € 850.000.
De minimale drempel bedraagt echter €500.000, zodat het fictief regulier voordeel -/- € 350.000 bedraagt.
Verbonden persoon
Voor de Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap worden als verbonden persoon aangemerkt:
- een bloed- of aanverwant in de rechte lijn;
- van de dga of van diens partner.
Voor zover de schuld van een verbonden persoon aan de BV de drempel van € 500.000 overschrijdt, wordt deze schuld aangemerkt als een schuld van de dga.
Voorbeeld 5
De voormalige dga heeft op 31-12-2025 nog steeds de € 1.100.000 aan schulden aan de door de zoon overgenomen BV, waarvan € 250.000 niet in aanmerking wordt genomen.
Uitwerking 5
Vader is een bloedverwant in de rechte lijn van de dga (zijn zoon).
De schuld van vader, overschrijdt de drempel (€ 850.000 – € 500.000 = € 350.000).
Daardoor wordt van de schuld van vader in 2025 € 350.000 aangemerkt als schuld van de zoon en vervolgens bij de zoon als inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2).
Wanneer de zoon geen schulden heeft aan de BV, wordt belast: (€ 350.000 – € 500.000 = € 0).
Voorbeeld 6
De voormalig dga heeft de schulden aan de BV voorafgaand aan de verkoop van de aandelen volledig afgelost aan de BV. De aandelen worden voor € 850.000 verkocht aan de zoon, die de koopsom schuldig blijft aan vader.
Uitwerking 6
Dan is sprake van een schuld aan vader privé en heeft de voorgestelde regeling geen werking.
Wanneer de zoon echter de holding van vader wordt zou kopen, heeft de zoon een schuld aan de holding van vader. In dat geval moet vader in verband met schulden van een verbonden persoon aan zijn BV aanmerkelijk belangheffing voldoen over € 850.000 – € 500.000 = € 350.000.
Verliesverrekening
Het negatief fictief regulier voordeel wordt uiteraard verrekend met positieve (reguliere en/of vervreemdings)voordelen uit aanmerkelijk belang in het betreffende jaar.
Indien en voor zover in een jaar een verlies uit aanmerkelijk belang resteert, wordt dit verrekend met het inkomen uit aanmerkelijk belang van het vorige jaar en vervolgens met het inkomen uit aanmerkelijk belang van de volgende 6 kalenderjaren[2].
Belastingkorting
Indien een verlies uit aanmerkelijk belang niet is verrekend en zowel de dga als de fiscaal partner in het kalenderjaar en het voorafgaande kalenderjaar geen aanmerkelijk belang hebben, kan het openstaande verlies uit aanmerkelijk belang worden omgezet in een belastingkorting (tax credit)[3] ter grootte van 24,5% van het openstaande verlies.
Deze belastingkorting wordt verrekend met de belasting over het inkomen uit werk en woning (box 1) van de zeven volgende jaren (maar uiterlijk in het negende jaar volgend op het jaar waarin het verlies is geleden).
De belastingkorting wordt, op verzoek van de belastingplichtige, door de Belastingdienst bij beschikking vastgesteld.
De korting wordt vastgesteld op naam van de fiscaal partner aan wie het verlies uit aanmerkelijk belang is toegerekend[4]. Alleen in het geval van overlijden kan de belastingkorting worden overgedragen aan de partner.
Timing
De regels rond de verliesverrekening en de belastingkorting vereisen een nauwkeurige timing om te voorkomen dat de negatieve voordelen niet kunnen worden verrekend.
Anticiperen
Een dga die op 31 december 2024 aan de voorwaarden van de heffing voldoet, moet het fictief reguliere voordeel uit aanmerkelijk belang verwerken in de aangifte inkomstenbelasting over 2024.
Tot en met 31 december 2024 kunnen maatregelen worden genomen om op de regeling te anticiperen. Maar aan de meeste maatregelen zitten fiscale (en mogelijk andere) gevolgen verbonden. Het is zaak om die vooraf goed in kaart te hebben.
Uiteraard zijn er ook gevolgen voor de fiscale en financiële planning van zowel de BV als de dga. VWG brengt deze gevolgen graag voor je in kaart.
Deze notitie is bedoeld om een regeling in grote lijnen uiteen te zetten. Met het oog op de leesbaarheid zijn zaken daarom vereenvoudigd weergegeven. VWG is daarom niet aansprakelijk voor de gevolgen van handelingen die naar aanleiding van deze notitie wel of niet zijn uitgevoerd.
[1] Met ingang van 2025 wordt dit tarief hoogstwaarschijnlijk verlaagd naar 31%.
[2] Artikel 4.49 Wet IB 2001.
[3] Artikel 4.53 Wet IB 2001.
[4] Bepalend is de toerekening van het inkomen (verlies) uitaanmerkelijk belang in het jaar waarin dit verlies wordt verantwoord. Deze toerekening kan in latere jaren in het algemeen niet worden gewijzigd.