Bridgen is geen sport

Gepubliceerd op: 2 november 2017

Althans niet voor de BTW. Dat heeft het Europese Hof van Justitie onlangs beslist in de – hoe kan het ook anders – Britse zaak Bridge Union Ltd. Het ging zelfs om wedstrijdbridgen. Maar het Hof is van mening dat bij bridgen de lichamelijke component onvoldoende is om het een sport te laten zijn.

Wat is dan wel sport?

Hoewel dat vaak uiteraard overduidelijk is, heeft de Nederlandse belastingrechter inmiddels al diverse malen moeten oordelen. In een besluit wordt van een flinke rij van activiteiten aangegeven of ze voor de BTW wel of niet kwalificeren als sport. Van belang daarbij is dat het moet gaan om:

  • actieve sportbeoefening door de mens;
  • waarbij gebruik wordt gemaakt van een sportaccommodatie.

Sport en BTW

Je zult je afvragen wat het belang is. Het gelegenheid geven tot het beoefenen van sport valt niet onder de sportvrijstelling. Op deze prestatie is het verlaagde BTW-tarief van toepassing. Het verlaagde BTW-tarief bedraagt op dit moment 6%. Het Kabinet Rutte III is van plan om het ingaande 2019(?) te verhogen naar 9%.

Nou lijkt het in eerste instantie niet zo interessant om BTW af te dragen over wat je betaalt om je sport te kunnen uitoefenen. Maar dat ligt anders wanneer de afdracht van BTW de poort opent tot (forse) aftrek van BTW.

Die forse BTW-aftrek is bijvoorbeeld aan de orde wanneer een sportpark of -hal (op)nieuw wordt aangelegd of wanneer wordt geïnvesteerd in de aanleg van kunstgrasvelden of -banen. Door de investering te laten doen door bijvoorbeeld een stichting, die vervolgens de sportvereniging(en) gelegenheid geeft om op de accommodatie te sporten, kan een fiks BTW-voordeel worden gerealiseerd.

Deze methode is in het (recente) verleden veelvuldig toegepast. Sinds een aantal jaren vinden we daarbij echter steeds vaker de fiscus op onze weg. Gezien de stand van de rechtspraak vaak onterecht, maar wel iets om rekening mee te houden.

Sportbestuurders LET OP

Er zit echter wel een ingrijpende wetswijziging aan te komen. Al enige tijd, maar wanneer deze wijziging daadwerkelijk wordt doorgevoerd, is nog steeds niet duidelijk.

Aanleiding voor de aanstaande aanpassing van de Nederlandse wet is het door het Hof van Justitie al in 2013 gewezen arrest Bridport. Op grond van dat arrest mag Nederland de sportvrijstelling in haar BTW-wetgeving niet beperken tot enkel aan leden tegen contributies verrichte prestaties.

Na de wetswijziging wordt de vrijstelling dan ook fors verruimd. De vrijstelling omvat dan alle gelegenheid geven tot sportbeoefening door niet-winstbeogende instellingen. Een stichting, die heeft geïnvesteerd in de (nieuwe) sportaccommodatie, presteert dan vrijgesteld van BTW. De BTW op de investeringen kan dan niet worden afgetrokken.

Of aan de wetswijziging een overgangsregeling wordt verbonden, is niet bekend. Bestuurders van stichtingen die belast met BTW een sportaccommodatie exploiteren, doen er verstandig aan om af te wegen of het zinvol is om maatregelen te nemen, waardoor de op stapel staande wetswijziging niet tot BTW-problemen leidt.

BTW en nog veel meer

Sportbestuurders hebben niet alleen te maken met BTW. Ook andere belastingen kunnen aan de orde zijn. Je leest erover in onze uitgebreide notitie Belastingplicht van Stichting en Vereniging.

Andere artikelen

Stichting is Vpb-plichtig

Hof Arnhem-Leeuwarden concludeert dat de Stichting keurmerk fysiotherapie belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.