De BTW die drukt op horecaprestaties is niet aftrekbaar. In de meeste gevallen ook niet wanneer je deze kosten maakt met het oog op je met BTW belaste prestaties.
Horeca-BTW
Je vindt dit aftrekverbod in artikel 15, lid 5 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Niet aftrekbaar is de BTW die je betaalt ter zake van:
- het verstrekken van spijzen en dranken;
- voor gebruik ter plaatse;
- in het kader van het hotel-, café, restaurant, pension- en aanverwant bedrijf;
- aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijven.
Veel voorkomende voorbeelden zijn het etentje met een klant in een restaurant en de personeelsborrel in een café. Maar ook wanneer je een cateraar op locatie een receptie of feest laat verzorgen, loop je tegen dit aftrekverbod aan.
Business seats
Bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant meldt zich een betaald voetbalorganisatie (BVO). Die biedt, uiteraard tegen een vergoeding, business seats aan. Daar kunnen de thuiswedstrijden worden bijgewoond en kan worden genoten van de catering. De kosten voor de catering worden niet apart in rekening gebracht.
De BVO is van mening dat ze de BTW die drukt op de inkoop van de catering mag aftrekken. De catering wordt immers gebruikt voor het, belast met BTW, beschikbaar stellen van de business seat. De Belastingdienst heeft de aftrek gecorrigeerd met een beroep op voornoemd artikel 15.
De BVO stelt dat het begrip “verstrekken” enkel betrekking heeft op personen, die de spijzen en dranken als eindgebruiker afnemen. De Hoge Raad heeft echter al in 1993 beslist dat aan de aftrekbeperking niet in de weg staat dat de spijzen en dranken worden verstrekt aan sponsoren en uitgenodigde gasten.
De Rechtbank gaat ook niet mee in de stelling van de BVO dat de cateringdienst opgaat in het beschikbaar stellen van de business seat. De BVO heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bijwonen van de wedstrijd het primaire doel is van die prestatie.
De BVO doet ook een beroep op een standpunt van een kennisgroep van de Belastingdienst. Dit standpunt betreft evenementenbureaus. Die mogen de BTW op horecaprestaties aftrekken, op voorwaarde dat ze de verstrekking van spijzen en dranken expliciet apart vermelden op de facturen aan hun afnemers. Die afnemers mogen dit deel van de door het evenementbureau in rekening gebrachte BTW dan niet aftrekken. De BVO vermeldt de catering niet apart op de factuur voor de business seat en kan daarom geen beroep doen op het standpunt van de kennisgroep.
Boete
De Belastingdienst heeft aan de BVO ook een vergrijpboete opgelegd. Die bedraagt 10% van de ten onrechte afgetrokken BTW. De rechtbank oordeelt dat de BVO had moeten weten dat niet werd gehandeld conform de goedkeuring. Daarom is bij de BVO sprake van “in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid“. Personeelswisselingen en problemen met de administratieve software doen daar niet aan af.
De boete van (slechts) 10% vindt de rechtbank passend en geboden, gezien de ernst van de gedraging, de coöperatieve instelling van de BVO en het feit dat maatregelen zijn getroffen om toekomstige problemen met de administratie te voorkomen.
De rechtbank vermindert de boete wel wegens undue delay. De redelijke termijn voor de beoordeling van een boete bedraagt 2 jaar, te rekenen vanaf de bekendmaking van de boete. De boete is bekend gemaakt in het conceptrapport van de Belastingdienst eind 2015. De rechtbank doet uitspraak eind 2018, derhalve ruim buiten de termijn van 2 jaar. Dit levert een verlaging van de boetes op van 10% naar 8,5% van de ten onrechte afgetrokken BTW.