Deze factsheet is ook beschikbaar in pdf-format
In het kader van de bestrijding van de economische gevolgen van de coronacrisis is het tarief van zowel de belastingrente als de invorderingsrente tijdelijk op 0,01% (op jaarbasis)[1] gesteld[2]. Deze tijdelijke tariefverlaging geldt (vooralsnog):
- ten aanzien van de belastingrente: tot en met 30 september 2020;
- ten aanzien van de invorderingsrente: tot en met 31 december 2021.
Deze notitie behandelt alleen de belasting- en invorderingsrente die aan de overheid moet worden betaald. De inhoud van de regelingen is immers zodanig dat vergoeding van rente door de overheid slechts in uitzonderlijke situaties aan de orde is.
Deze notitie richt zich op de inkomsten- en vennootschapsbelasting. In het kader van andere belastingen kan echter ook belasting- en/of invorderingsrente zijn verschuldigd.
Tariefverlaging
De maatregel is gegoten in de vorm van een tariefverlaging. Daardoor werkt de maatregel ten aanzien van alle aanslagen waarvoor belasting- en/of invorderingsrente wordt berekend (ook voor aanslagen over de belastingjaren vóór 2019).
Vóór de tijdelijke tariefverlaging bedroeg het tarief (op jaarbasis) van de:
- invorderingsrente: 4%;
- belastingrente: 4% (in het kader van de vennootschapsbelasting: 8%).
Met ingang van 1 oktober 2020 bedraagt het tarief van de belastingrente weer 4%. Dit geldt ook voor de vennootschapsbelasting (daar komt – vooralsnog – niet het tarief van 8% terug).
Deze, in het algemeen als zeer fors ervaren, rentetarieven maken dat het van groot belang is om in de gaten te houden dat niet onnodig (en onverwacht) belasting- of invorderingsrente is verschuldigd.
Daarbij is van groot belang dat de verlaging van het rentetarief tijdelijk is. Ook over tijdens de coronacrisis ontstane belastingverplichtingen wordt na 30 september 2020 weer belastingrente berekend op basis van de hiervoor genoemde tarieven en renteperioden (met dien verstande dat vooralsnog in het kader van de vennootschapsbelasting het tarief niet wordt vastgesteld op 8%, maar op 4%).
Belastingrente kan worden voorkomen door tijdig juist en volledig aangifte te doen (de aangifte moet dan vóór 1 mei door de Belastingdienst zijn ontvangen).
Of door de Belastingdienst tijdig te verzoeken om een (nadere) voorlopige aanslag op te leggen (zodanig dat deze aanslag is gedagtekend voordat de rentetermijn aanvangt[3]).
Invorderingsrente kan vanzelfsprekend worden voorkomen door de verschuldigde belasting binnen de betalingstermijn te betalen.
Ingang
De tariefverlaging is ingegaan:
- voor de invorderingsrente: 23 maart 2020;
- voor de belastingrente: 1 juni 2020, uitgezonderd in het kader van de inkomstenbelasting, waarvoor de tariefverlaging ingaat op 1 juli 2020.
Invorderingsrente
Invorderingsrente moet worden betaald wanneer belasting te laat wordt betaald. De termijn van de invorderingsrente begint dan ook de lopen op de eerste dag na het verstrijken van de betalingstermijn. De betalingstermijn wordt vermeld op het aanslagbiljet.
Invorderingsrente wordt (vanzelfsprekend) niet vermeld op het aanslagbiljet, maar wordt door de ontvanger vastgesteld door middel van een separate beschikking.
Ook wanneer de Belastingdienst uitstel van betaling verleent, wordt invorderingsrente berekend. In een aantal specifieke situaties kan renteloos uitstel van betaling worden verkregen.
Belastingrente
Belastingrente moet worden betaald wanneer op een aanslag belasting moet worden betaald. De belastingrente wordt begrepen in de aanslag en separaat op het aanslagbiljet vermeld.
De termijn voor de berekening van belastingrente vangt aan:
- voor de inkomstenbelasting: na 6 maanden volgende op het einde van het belastingjaar;
- voor de vennootschapsbelasting: na 6 maanden volgende op het einde van het boekjaar.
De rentetermijn eindigt voor de belastingrente op de laatste dag van de betalingstermijn van de aanslag (LET OP: de rentetermijn eindigt dus niet op de datum van de dagtekening van de aanslag, ook niet wanneer binnen de betalingstermijn wordt betaald, maar in het algemeen 2 tot 6 weken daarna).
Voorbeeld
Als de aanslag inkomstenbelasting 2019 wordt opgelegd met dagtekening 1 november 2020, eindigt de betalingstermijn van 6 weken op 14 december 2020.
Belastingrente wordt berekend van 1 juli 2020 tot en met 14 december 2020.
Over de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020 is verschuldigd: 0,01%.
Over de periode van 1 oktober 2020 tot en met 14 december 2020 is verschuldigd: 4%.
Indien en voor zover de aanslag op 14 december 2020 niet is betaald, start op 15 december 2020 de rentetermijn in het kader van de invorderingsrente (tarief: 0,01%). Deze termijn eindigt op de dag van de betaling.
Betalingskorting
Het tarief van de invorderingsrente is ook van belang voor de berekening van de betalingskorting, die de Belastingdienst verleent wanneer een in het belastingjaar opgelegde voorlopige aanslag binnen de eerste betalingstermijn volledig wordt betaald.
De tijdelijke verlaging van het tarief van de invorderingsrente heeft als gevolg dat een lagere betalingskorting wordt berekend (de betalingskorting is voor voorlopige aanslagen over 2021 in het algemeen slechts € 1).
De betalingskorting wordt in het kader van de vennootschapsbelasting afgeschaft. Dit zou geschieden per 1 januari 2021, maar deze datum wordt als gevolg van IT-problemen bij de Belastingdienst opgeschoven. De nieuwe ingangsdatum is nog niet bekend.
Deze notitie is bedoeld om een regeling in grote lijnen uiteen te zetten. Met het oog op de leesbaarheid zijn zaken daarom vereenvoudigd weergegeven. VWG is daarom niet aansprakelijk voor de gevolgen van handelingen die naar aanleiding van deze notitie wel of niet zijn uitgevoerd.
[1] Omdat het technisch niet mogelijk is om het rentetarief op 0% te stellen, is het tarief zo laag als mogelijk vastgesteld: 0,01% (op jaarbasis).
[2] Deze tariefverlaging is geformaliseerd in de Verzamelspoedwet COVID-19 (35 457).
[3] Voor aanslagen inkomsten- en vennootschapsbelasting vangt de renteperiode aan 6 maanden na het einde van het belastingjaar.