In de erf- en schenkbelasting wordt de waarde van een woning gelijk gesteld aan de WOZ-waarde. Deze wettelijke waarderingsfictie leidt bij schenking tot een vreemde uitkomst. Maar die werd door de rechtbank en het gerechtshof wel als correct gezien. Op 26 februari 2016 heeft de Hoge Raad dit recht gezet.
Casus
De casus betreft een ouder die een woning levert aan een kind en op de koopsom van € 250.000 een kwijtschelding doet van € 40.000, zodat het kind per saldo € 210.000 betaalt.
De WOZ-waarde van de woning bedroeg € 258.000.
Schenking
De Belastingdienst is het er mee eens dat de koopsom van € 250.000 gelijk is aan de waarde van de woning. Maar op grond van de waarderingsfictie in de schenkbelasting moet voor de berekening van de omvang van de schenking worden uitgegaan van de WOZ-waarde. Voor de schenkbelasting bedraagt de waarde van de schenking daardoor niet € 40.000 (het kwijtgescholden bedrag), maar € 258.000 – € 210.000 = € 48.000 (de WOZ-waarde minus het betaalde deel van de koopsom).
Hoge Raad
De Hoge Raad beslist dat niet de woning, maar de kwijtschelding moet worden gewaardeerd. En voor de waardering van een kwijtschelding geldt niet de waarderingsfictie voor woningen. De samenhang tussen de levering van de woning en de kwijtschelding maakt volgens de Hoge Raad niet dat voor de waardering van de kwijtschelding de waarderingsfictie voor woningen moet worden toegepast.
De samenhang tussen de levering en de kwijtschelding kan van belang zijn om te voorkomen dat over het bedrag van de kwijtschelding zowel schenkbelasting als overdrachtsbelasting wordt geheven.
Essentieel voor het arrest van de Hoge Raad lijkt te zijn, dat het gaat om een kwijtschelding van een deel van de koopsom. Wanneer de woning was verkocht tegen een koopsom van € 210.000 had de Hoge Raad waarschijnlijk wel geconcludeerd dat voor de waardering van de schenking de WOZ-waarde moet worden gehanteerd.