In de tegen de Duitse grens gelegen regio Arnhem/Nijmegen is het niet ongewoon om voor wonen en werken ook over de grens te kijken. Alvorens werk in Duitsland te aanvaarden, is het verstandig om de gevolgen voor de sociale verzekeringen en belastingen te (laten) inventariseren, ook als het werk in Duitsland een zogenaamde minijob is.
Een minijob is een baan in Duitsland waarmee de werknemer maximaal € 450 per maand verdient. De werknemer is dan geen belasting verschuldigd. Sinds 1 januari 2013 is een werknemer met een minijob in Duitsland uitsluitend verzekerd voor ouderdomspensioen en arbeidsongeschiktheid, maar bestaat de mogelijkheid er voor te kiezen daarvan geen gebruik te maken.
Op grond van de Europese regels inzake de toewijzing van verzekeringsplicht is de werknemer in de meeste gevallen echter ook niet in Nederland verzekerd. Dat betekent niet alleen geen dekking van het risico van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, maar ook geen recht op kinderbijslag en geen opbouw van AOW (ten aanzien van de AOW bestaat wel de mogelijkheid de verzekering vrijwillig voort te zetten).
De werknemer met een minijob is ook in geen van beide landen verzekerd voor ziektekosten, kan zich daarvoor in Nederland ook niet vrijwillig verzekeren en is daarom aangewezen op een particuliere ziektekostenverzekering. Dat moet de werknemer zelf regelen en uiteraard moet de werknemer zelf de premie betalen.
Deze problematiek is inmiddels voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie. In deze zaak heeft Advocaat-Generaal Szpunar onlangs geconcludeerd dat de werknemer is onderworpen aan de regels voor de sociale verzekeringen in de werkstaat (Duitsland). Dat geldt ook voor de dagen waarop niet wordt gewerkt.
Als de werknemer echter in de werkstaat geen recht heeft op sociale bescherming omdat de wettelijke regeling in de werkstaat minimaal is en dit het gevolg is van arbeidscontracten van korte duur of geringe omvang (zoals de minijobs), moet de toepassing van de Europese toerekeningsregels worden opgeschort ten gunste van de wettelijke regeling van de woonstaat. De vraag is of het Hof mee zal gaan in deze conclusie.
(Conclusie A-G EU Hof 10-9-2014, nr. C-382/13)