Deze notitie is ook beschikbaar in pdf-format.
Als een lichaam de door haar verschuldigde belasting niet voldoet, kan (kunnen) haar bestuurder(s) daarvoor hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld: bestuurdersaansprakelijkheid.
Dit geldt ten aanzien van de volgende belastingen:
loonbelasting;
omzetbelasting (BTW);
accijns;
verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken, pruim- en snuiftabak;
belastingen op milieugrondslag;
kansspelbelasting.
Lichaam
Het moet gaan om een lichaam als bedoeld in de AWR, dat volledige rechtsbevoegdheid heeft, voor zover het is onderworpen aan heffing van Vpb.
Voor een fiscale eenheid geldt de bestuurdersaansprakelijkheid dan ook niet. Ten name van een fiscale eenheid kan geen melding betalingsonmacht (zie hierna) worden gedaan.
Alle onderdelen van een fiscale eenheid BTW zijn wel hoofdelijk aansprakelijk voor de BTW-schulden van de fiscale eenheid. Zodra deze aansprakelijkheid is vastgesteld, kan voor de betreffende vennootschap(pen) wel betalingsonmacht worden gemeld.
Hoofdelijk
Hoofdelijke aansprakelijkheid betekent dat de bestuurder in privé door de Belastingdienst kan worden aangesproken om de volledige door het lichaam niet betaalde belasting te voldoen.
Bestuurder
Bestuurder is uiteraard elke formeel bestuurder van het lichaam, zijnde degenen die in het handelsregister als bestuurder staan geregistreerd.
Maar het is ook degene die het beleid van het lichaam (mede) heeft bepaald, als ware hij bestuurder; de materieel bestuurder.
Bewijslast
Een bestuurder kan slechts hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor door het lichaam onbetaald gebleven belasting als het niet betalen is veroorzaakt door onbehoorlijk bestuur in de 3 voorafgaande jaren. De bewijslast daarvan rust als hoofdregel op de Belastingdienst.
Melding betalingsonmacht
De bewijslast draait om wanneer het lichaam (of de bestuurder namens het lichaam) de Belastingdienst echter niet rechtsgeldig heeft gemeld dat (een van) de hiervoor genoemde belasting(en) niet of niet tijdig kan (kunnen) worden betaalt,. Dan wordt er van uit gegaan dat sprake is van onbehoorlijk bestuur en kan de aansprakelijk gestelde bestuurder proberen dit ontkrachten.
Schriftelijk
De melding betalingsonmacht moet schriftelijk worden gedaan bij de Belastingdienst. Dat mag met een daarvoor bestemd formulier (www.belastingdienst.nl), maar ook met een brief.
De melding moet inzicht geven in:
de aangifte(n) en/of naheffingsaanslag(en) die het betreft;
de persoon die de melding doet
de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de verschuldigde belasting niet kan worden betaald.
LET OP (1): een verzoek om uitstel van betaling of om een betalingsregeling is niet tevens/automatisch een melding van betalingsonmacht! De melding van betalingsonmacht moet separaat worden gedaan.
LET OP (2): omgekeerd is een melding van betalingsonmacht niet tevens een verzoek om uitstel van betaling of om het aangaan van een betalingsregeling. Het verzoek om uitstel van betaling of om een betalingsregeling moet separaat worden gedaan.
Termijn
De Invorderingswet bepaalt dat de melding moet worden gedaan onverwijld nadat is gebleken dat het lichaam (één van) de hiervoor genoemde belasting(en) niet kan betalen.
Van een onverwijlde melding is sprake wanneer de melding is gedaan binnen 2 weken na de dag waarop de belasting behoorde te zijn betaald. Bijvoorbeeld de loonheffingen over januari 2020 moeten uiterlijk op 29 februari 2020 zijn betaald. de melding van betalingsonmacht moet dan uiterlijk op 14 maart 2020 zijn gedaan.
Als de melding een naheffingsaanslag betreft, moet deze door de Belastingdienst zijn ontvangen binnen 2 weken na de vervaldag van die aanslag.
Ontvangsttheorie
Beslissend is het moment waarop de Belastingdienst de melding van de betalingsonmacht ontvangt (let bij verzending per post op de verwerkingstijd bij de posterijen); niet het moment waarop het lichaam of de bestuurder de melding verzendt.
Beschikking
Binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek zal de Belastingdienst in een beschikking laten weten of de melding rechtsgeldig is.
Als de melding tijdig, maar niet compleet is, vraagt de Belastingdienst om aanvullende gegevens. De Belastingdienst stuurt geen bevestiging van de ontvangst van de melding.
Faillissement en surseance
Als aan het lichaam surseance van betaling is verleend, blijft de meldingsplicht bestaan. De bewindvoerder kan dan rechtsgeldig melden.
Als de meldingstermijn afloopt op of na de datum waarop het faillissement van het lichaam is uitgesproken, hoeft de betalingsonmacht niet meer te worden gemeld.
Geldigheidsduur
Als eenmaal een rechtsgeldige melding van betalingsonmacht is gedaan, blijft deze gelden zo lang nog sprake is van een betalingsachterstand. Voor nieuwe aangiftetijdvakken en/of naheffingsaanslagen hoeft dan niet opnieuw te worden gemeld, maar dat mag uiteraard wel. Bijvoorbeeld doordat de Belastingdienst teruggaven verrekent met openstaande aangiften kan niet altijd met zekerheid worden vastgesteld of nog sprake is van een betalingsachterstand.
De doorlopende melding van betalingsonmacht geldt niet voor belasting die niet in een aangifte is verwerkt. Als dergelijke belasting wordt nageheven, moet daarvoor altijd tijdig een melding van betalingsonmacht worden gedaan.
Deze notitie is bedoeld om een regeling in grote lijnen uiteen te zetten. Met het oog op de leesbaarheid zijn zaken daarom vereenvoudigd weergegeven. VWG accountancy en belastingadvies is daarom niet aansprakelijk voor de gevolgen van handelingen die naar aanleiding van deze notitie wel of niet zijn uitgevoerd.