Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft in een brief de Kamer aangegeven hoe het rechtsherstel plaats zal vinden voor de mensen die massaal bezwaar hebben gemaakt tegen de heffing van inkomstenbelasting over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3).
Het Kabinet heeft nog niet besloten of ook rechtsherstel wordt geboden aan mensen die geen (of niet op tijd) bezwaar hebben gemaakt tegen hun aanslag inkomstenbelasting. Hierover wordt later dit jaar besloten. Van Rij wil daarvoor een bij de Hoge Raad lopende procedure afwachten. Die tijd is er ook nog, aangezien verzoeken om ambtshalve vermindering van over 2017 opgelegde aanslagen uiterlijk tot en met 31 december 2022 kunnen worden ingediend.
Vóór 4 augustus
Mensen die op tijd bezwaar hebben gemaakt tegen hun definitieve aanslag inkomstenbelasting over de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020 wordt vóór 4 augustus 2022 rechtsherstel geboden. Zij hoeven daarvoor geen actie te ondernemen, maar ontvangen automatisch bericht van de Belastingdienst.
Ook aan mensen van wie de aanslag inkomstenbelasting 2017, 2018, 2019 en 2020 op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk was, wordt rechtsherstel geboden. Die zal echter niet voor 4 augustus 2022 geschieden, maar vanaf medio september 2022.
Als voor de jaren 2017, 2018, 2019 of 2020 nog geen definitieve aanslag is opgelegd, omdat in de aangifte box 3 is verwerkt, worden die aanslagen vanaf oktober 2022 opgelegd, rekening houdend met het rechtsherstel.
De aanslagen over het jaar 2021, naar aanleiding van aangiften waarin box 3 is verwerkt, worden vanaf 1 augustus 2022 opgelegd.
Rechtsherstel
Het rechtsherstel wordt geboden met toepassing van de zogeheten “forfaitaire spaarvariant”. Dit houdt in dat het rendement op het vermogen in box 3 forfaitair wordt berekend op basis van de werkelijke vermogensmix. Daarbij worden drie vermogenscategorieën onderscheiden:
- spaargeld
- schulden
- overige bezittingen
De forfaits per categorie bedragen:
Voorbeeld
Een belastingplichtige, zonder partner, van wie het vermogen in box 3 bestaat uit spaargeld (€ 450.000), beleggingen (€ 550.000) en schulden (€ 200.000), betaalt in 2021 op grond van de wet aan inkomstenbelasting in box 3 € 10.062. Dit bedrag wordt als volgt berekend.
Vermogen | |
Spaargeld | 450.000 |
Beleggingen | 550.000 |
Schulden | -/- 200.000 |
800.000 |
Rendementsgrondslag | |
Vermogen | 800.000 |
Heffingvrij vermogen | -/- 50.000 |
Grondslag | 750.000 |
Berekening rendement | Spaardeel | Beleggingsdeel |
Schijf 1 | 33.500 | 16.500 |
Schijf 2 | 147.000 | 553.000 |
180.500 | 569.500 | |
Forfaitair rendement | 0,03% | 5,69% |
54 | 32.405 | |
Totaal rendement (54 + 32.405) | 32.459 | |
Belasting (31%) | 10.062 |
In het kader van het rechtsherstel wordt het forfaitaire rendement van € 32.459 als volgt opnieuw berekend:
Spaargeld | 450.000 | * | 0,01% | = | 45 |
Beleggingen | 550.000 | * | 5,69% | = | 31.295 |
Schulden | -/- 200.000 | * | 2,46% | = | -/- 4.920 |
Totaal rendement | 26.420 | ||||
Belasting (31%) | 8.190 |
De belastingplichtige in dit voorbeeld betaalt derhalve op grond van het rechtsherstel in 2021 minder aan inkomstenbelasting in box 3: € 10.062 -/- € 8.190 = € 1.872. Voor dit bedrag wordt de aanslag door de Belastingdienst lager vastgesteld dan is berekend in de ingediende aangifte.
Belastingplichtigen kunnen het rechtsherstel niet weigeren omdat het voortvloeit uit de juiste toepassing van de wet. Van Rij adviseert belastingplichtigen die geen behoefte hebben aan een teruggaaf van belasting om het ontvangen belastinggeld te geven aan maatschappelijk nuttige doelen. Indien het rechtsherstel leidt tot een hoger bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting, hoeft uiteraard niet te worden bijbetaald, maar wordt het inkomen in box 3 vastgesteld op het bedrag dat voortvloeit uit de wet.