Een stichting verricht fondsenwerving voor de voedselbanken. Dat doet zij door middel van het concept “Eén voor voedsel“. Dit concept houdt in dat bezoekers van restaurants een donatie doen ten behoeve van de voedselbanken van € 1,- per couvert. De bedoeling is dat deze donatie voor 100% terecht komt bij de voedselbanken. De stichting probeert haar kosten te dekken door aan de restaurants een bijdrage te vragen voor de deelname aan het concept.
De Rechtbank Gelderland beslist dat de stichting aan de restaurants tegen een vergoeding prestaties verricht, die haar tot ondernemer voor de BTW maken. Deze prestaties betreffen verkoopbevordering/reclame. De hoofdprestatie van de stichting betreft echter het werven van de fondsen voor de voedselbanken. Dat ziet de rechtbank als een niet in het economisch verkeer verrichte prestatie.
De procedure betreft de vraag of de stichting de aan haar in rekening gebrachte BTW mag aftrekken. De stichting heeft echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze BTW (deels) betrekking heeft op haar prestaties jegens de restaurants. Die BTW zou aftrekbaar zijn. De BTW die betrekking heeft op de niet-economische activiteiten (de fondsenwerving) mag niet worden afgetrokken. De niet uitsluitend aan één van beide activiteiten toerekenbare BTW mag uiteraard op grond van de (pre)pro rataregeling worden afgetrokken; in de verhouding van de met BTW belaste omzet tot de totale omzet. Aangezien in het jaar waarop de procedure betrekking had geen (met BTW te belasten) bijdragen van de deelnemende restaurants waren ontvangen, leidde de (pre)pro rataregeling in dat jaar niet tot aftrek van BTW.
De uitspraak van de rechtbank is van 12 november 2015. Niet bekend is of hoger beroep wordt ingesteld.