De Hoge Raad heeft vandaag beslist dat de Belastingdienst niet ambtshalve rechtsherstel hoeft te verlenen aan mensen die niet of te laat bezwaar hebben gemaakt tegen hun aanslagen inkomstenbelasting waarin inkomen uit sparen en beleggen (box 3) is begrepen.
Te laat bezwaar
De zaak betreft een belastingplichtige die voor de jaren 2015 tot en met 2018 bezwaar heeft ingediend tegen het inkomen uit sparen en beleggen in opgelegde aanslagen inkomstenbelasting. Maar dat is gebeurd nadat de bezwaartermijn al was verstreken. Dat betekent dat deze belastingplichtige niet-ontvankelijk is in het bezwaar. De Belastingdienst merkt de bezwaren aan als verzoeken om ambtshalve vermindering, maar wijst deze verzoeken vervlgens af.
Kerstarrest
Voor de jaren 2015 en 2016 is dat geen verrassing, aangezien de Hoge Raad voor die jaren heeft uitgemaakt dat de heffing over het inkomen uit sparen en beleggen weliswaar onrechtmatig is, maar dat het herstel wordt overgelaten aan de wetgever. In het Kerstarrest verleende de Hoge Raad voor de jaren 2017 en volgende dit rechtsherstel echter wel.
Ambtshalve vermindering van onherroepelijk aanslagen is echter alleen mogelijk indien:
- de onjuistheid in de aanslag niet blijkt uit nadien gewezen rechtspraak of;
- het Ministerie van Financien om toch ambtshalve belasting terug te geven.
De Hoge Raad beslist dat het Kerstarrest wel als nieuwe rechtspraak moet worden gezien. Daardoor zijn de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht afgewezen en zijn de niet-bezwaarmakers nu aangewezen op het Ministerie van Financiën. De komende weken zal blijken of daar bereidheid bestaat om belastingplichtigen toch te compenseren. In de politiek zijn de meningen verdeeld, met als belangrijkste probleem de vraag waar de budgettaire dekking voor de compensatie vandaan moet komen.
Wordt vervolgd …..