De grootste vrijstelling in de erf- en schenkbelasting is nog steeds de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF). Natuurlijk is deze vrijstelling aan strike voorwaarden gebonden.
Bedrijfsopvolgingsfaciliteit
Deze regeling wordt door de Belastingdienst meestal aangeduid als bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Als je bedrijfsvermogen erft of geschonken krijgt, is die verkrijging voorwaardelijk vrijgesteld van erf- en schenkbelasting. Het maakt voor de vrijstelling niet uit of je het ondernemingsvermogen van een eenmanszaak, VOF of maatschap verkrijgt. En ook voor een door een BV of NV gedreven onderneming kun je een beroep doen op de vrijstelling.
Tot € 1.084.851 aan waarde van de onderneming is de verkrijging voor 100% vrijgesteld (bij verkrijging in 2019). Boven dat bedrag is 83% van de verkrijging vrijgesteld. Je moet kijken naar de totale waarde van de materiële onderneming. Het gaat daarbij bijvoorbeeld niet alleen om de activa en passiva in de BV, maar ook om het door de DGA aan de BV verhuurde pand, waarin de onderneming wordt uitgeoefend.
Bezitseis
Een van de aan de BOF verbonden voorwaarden is de bezitseis, die inhoudt dat:
- wanneer je ondernemingsvermogen erft, die onderneming minstens gedurende 1 jaar voorafgaand aan het overlijden (in)direct voor rekening van de overledene moet zijn gedreven;
- wanneer je ondernemingsvermogen geschonken krijgt, die onderneming minstens gedurende 5 jaar voorafgaand aan de schenking (in)direct voor rekening van de schenker moet zijn gedreven.
De bezitseis is een anti-misbruikbepaling. Voorkomen moet worden dat zaken net voor het overlijden of de schenking nog snel zo worden gestructureerd dat de BOF kan worden toegepast. Beleggingsvermogen wordt dan omgevormd naar ondernemingsvermogen door de aanschaf van participaties in bedrijven.
Per onderneming
Je moet per onderneming voldoen aan de bezitseis. Dat heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in november van vorig jaar beslist. Een zoon heeft op 15 januari 2014 van zijn ouders alle aandelen in een BV (de holding) geschonken gekregen. De ouders hebben de aandelen in de holding (ruim) meer dan 5 jaar in hun bezit.
De waarde van deze aandelen bedraagt € 472.000. De BV houdt 100% van de aandelen in drie andere BV’s (B BV, C BV en D BV) en deze BV’s participeren in een aantal VOF’s. De waarde van de verkregen aandelen (€ 472.000) valt ruim binnen de 100%-vrijstelling van de BOF. De Belastingdienst stelt echter dat de BOF niet geldt voor de dochter-BV’s, die de holding nog geen 5 jaar in bezit heeft.
Het gaat om C BV. Die vennootschap is in november 2007 opgericht door één van de ouders. op 24 november 2009 heeft de holding de aandelen C BV gekocht (door middel van een notariële akte). De termijn voor de bezitseis start derhalve op 24 november 2009. Op het moment van de schenking van de aandelen van de holding, op 14 januari 2014, zijn nog geen 5 jaren verstreken, waardoor voor C BV niet aan de bezitseis wordt voldaan. De BOF was wel van toepassing geweest indien de schenking van de aandelen in de holding ná 24 november 2014 had plaatsgevonden. De waarde van de aandelen C BV is vastgesteld op € 67.759.
Eenzelfde probleem speelt bij B BV. Die BV participeert voor 50% in een VOF en deze VOF is 100% aandeelhouder van E BV. De VOF heeft de aandelen E BV verworven op 27 januari 2010, zodat ook ten aanzien van deze BV de 5 jaar van de bezitseis nog niet zijn verstreken. De waarde van E BV is vastgesteld op € 236.796.
De Rechtbank komt tot de conclusie dat de BOF kan worden toegepast op slechts: € 472.000 -/- € 67.759 -/- € 236.796 = € 167.445. De wetgever beoogt met de bezitseis te voorkomen dat belast prive- of beleggingsvermogen kan worden omgezet in vrijgesteld ondernemingsvermogen. Als dit alleen op het niveau van de holding zou worden beoordeeld, zou de holding haar beleggingsvermogen in het zicht van overlijden of schenking kunnen omzetten in ondernemingsvermogen. Dat acht de Rechtbank in strijd met doel en strekking van de bezitseis.
Advies
De BOF is een zo grote vrijstelling, dat het meestal de moeite loont om er bij de structurering van een onderneming terdege rekening mee te houden. De bezitseis is daarbij niet de enige voorwaarde die daarbij in de gaten moet worden gehouden. VWG beoordeelt graag of de structuur van jouw onderneming BOF-proof is.