De werkruimte in de eigen woning van een directeur-grootaandeelhouder (dga) hoort fiscaal tot die woning, behalve wanneer het een zelfstandige werkruimte is. Bovendien moet de dga zijn inkomen voor een flink deel realiseren in of vanuit de werkruimte.
Zelfstandige werkruimte
Van een zelfstandige werkruimte is pas sprake wanneer de ruimte ook door een ander dan de dga als zodanig zou kunnen worden gebruikt. Er moet bijvoorbeeld een (min of meer) afzonderlijke ingang zijn. En de ruimte moet beschikken over alle faciliteien, die nodig zijn om er te kunnen werken. Het gaat dan met name om sanitaire en keukenfaciliteiten.
Duidelijk zal zijn dat een tot werkkamer omgebouwde slaapkamer niet voldoende zelfstandig is.
Gebruik door werknemers en relaties
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft recent beslist dat dit anders ligt wanneer de werkruimte in de woning van de dga ook wordt gebruikt door werknemers en relaties. Deze casus betreft een dga, die de benedenverdieping van zijn eigen woning verhuurt aan zijn BV. De huuropbrengsten geeft hij in zijn aangifte inkomstenbelasting aan als resultaat uit overige werkzaamheden (terbeschikkingstellingsregeling). De met de werkruimte gemoeide kosten zijn aftrekbaar.
Bij het einde van de verhuur ontstaat een verlies, dat de dga van zijn inkomen wil aftrekken. De Belastingdienst is het daar niet mee eens. Zij stelt dat geen sprake is van een zelfstandige werkruimte, waardoor die fiscaal tot de eigen woning van de dga is blijven behoren.
Het Hof beslist echter dat doorslaggevend is dat de werknemers en relaties gebruik maken van de werkkamer. Dat de werkkamer eigen (sanitair) voorzieningen moet hebben, geldt alleen ten aanzien van de dga. Het Hof staat de aftrek van het verlies dan ook toe.