Uitgaven die een BV doet uitsluitend voor de privébehoeften van haar directeur-grootaandeelhouder (DGA) zijn niet aftrekbaar van de winst.
Beslisboom
We hebben de beslisboom voor de aftrekbaarheid van uitgaven van de winst uit onderneming al vaker geschetst.
- Zijn de uitgaven gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming? (nee: uitgaven niet aftrekbaar / ja: ga door met 2).
- Zijn de uitgaven (deels) gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de DGA? (ja: uitgaven voor dat deel niet aftrekbaar / nee/voor dat deel van de uitgaven: ga door met 3).
- Zou een redelijk denkend ondernemer de uitgaven in dezelfde omvang doen met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming? (nee: uitgaven voor dat deel niet aftrekbaar / ja de uitgaven (voor dat deel): aftrekbaar).
Koop en verbouwing woning
Hof ‘s-Hertogenbosch heeft recent uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vraag of de door de BV betaalde uitgaven ter zake van de aanschaf en verbouwing van een woning voor de DGA ten laste van de winst kunnen worden gebracht. De DGA is enig aandeelhouder van de BV. Naast de DGA zijn de zoon en dochter bestuurder van de BV. De BV exploiteert een agrarische onderneming.
Nadat de verbouwing is afgerond verlaat de DGA de woning bij het agrarisch bedrijf (de bedrijfswoning) en gaat in de nieuwe woning wonen. Hij huurt deze woning van de BV. Zijn dochter, die toezicht houdt op de onderneming, betrekt de bedrijfswoning. Enkele jaren later draagt de DGA de aandelen van de BV over aan zijn dochter.
Na een paar jaar koopt de DGA de nieuwe woning van de BV tegen de getaxeerde waarde. De BV brengt een (fors) boekverlies op haar winst in aftrek. De Belastingdienst accepteert de aftrek van dit boekverlies niet en corrigeert bovendien de in de voorafgaande jaren met betrekking tot de woning ten laste van de winst gebrachte afschrijvingskosten.
Zakelijk?
De DGA is van mening dat de door de BV voor de aanschaf en verbouwing van de woning gedane uitgaven zakelijk zijn. Het Hof gaat mee in de redenering dat in verband met het vereiste toezicht op de agrarische onderneming (intensieve jongveeveehouderij) een in de nabijheid van de onderneming gelegen woning noodzakelijk is. Het toezicht op het bedrijf werd niet (meer) door de DGA, maar door zijn dochter uitgevoerd. Maar de omstandigheid dat de dochter de bedrijfswoning moet gaan bewonen, maakt niet dat de aanschaf en verbouwing van de door de DGA betrokken nieuwe woning vooral de privébehoeften van de DGA bevredigt.
Het Hof overweegt ook nog dat de kosten van de nieuwe woning in een zodanige wanverhouding staan tot het nut dat ze voor de onderneming kunnen afwerpen, dat geen redelijk denkend ondernemer vol kan houden dat is gehandeld met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. En als zich al zou kunnen voordoen dat de BV voor eigen rekening een pand aankoopt en verbouwt ten behoeve van een toekomstige koper, valt niet in te zien dat het risico van het gedeeltelijk tenietgaan van deze investering voor rekening en risico van de BV zou blijven.