Een werkgever mocht de door de Belastingdienst nageheven loonbelasting in verband met privégebruik van een bedrijfsauto door een werknemer niet op die werknemer verhalen.
De zaak speelt bij de Rechtbank Limburg en betreft een onderhoudsmedewerker van een vastgoedbedrijf. Hij heeft een bedrijfsauto tot zijn beschikking, waarmee hij ook privé rijdt. Dit wordt bij een boekenonderzoek door de Belastingdienst vastgesteld en als gevolg daarvan legt de Belastingdienst aan de werkgever een naheffingsaanslag loonbelasting op. Deze belasting verhaalt de werkgever op de werknemer door verrekening met het netto loon van de werknemer.
Toestemming?
Hiermee is de werknemer het niet eens. Hij stelt dat hij van zijn werkgever toestemming had om privé met de bedrijfsauto rijden. Deze toestemming kwam in de plaats van een loonsverhoging. De werkgever bestrijdt dit en doordat de afspraken niet schriftelijk zijn vastgelegd kan de kantonrechter er geen gevolgen aan verbinden. De rechter stelt wel vast dat de werkgever wist van het privégebruik, maar de werknemer in de periode van 2005 tot en met 2022 nooit had aangesproken op het privégebruik, geen kilometerregistratie ter verantwoording had gevraagd en/of een bijtelling had toegepast.
Eindheffing
De kantonrechter stelt ook vast dat de Belastingdienst de naheffingsaanslag bij wijze van eindheffing heeft opgelegd. Dit is de normale gang van zaken wanneer achteraf loonbelasting wordt nageheven. Het betekent dat de loonbelasting gebruteerd wordt berekend, er vanuit gaande dat de werkgever de belasting voor zijn rekening neemt. Als de werkgever dat niet wenst, had hij de Belastingdienst vóóraf moeten verzoeken om een “gewone” naheffingsaanslag op te leggen, waarin de loonbelasting wordt berekend met het enkelvoudig tarief. Dat is overigens alleen mogelijk indien de werkgever zowel juridisch al feitelijk de belasting op de werknemer kan verhalen. De werkgever heeft, aldus de kantonrechter, niet aangetoond dat de naheffingsaanslag herleidbaar is naar de werknemer.
Maar ook indien de werkgever dit wel had aangetoond, heeft de omstandigheid dat hij de Belastingdienst niet om een “gewone” naheffingsaanslag heeft verzocht, als gevolg dat hij niet de mogelijkheid heeft van verhaal van de nageheven belasting op de werknemer. De kantonrechter laat de werkgever daarom niet toe tot nadere bewijslevering.