Ondernemers die eigenaar zijn van onroerend goed kunnen ten laste van hun winst meestal een voorziening vormen voor het groot onderhoud. Wat gebeurt er met deze voorziening wanneer het onroerend goed wordt verkocht?
Vrijval
Het antwoord op deze vraag is vrij eenvoudig: de voorziening valt vrij. Na de verkoop van het onroerend goed is simpelweg niet meer voldaan aan de voorwaarden voor de vorming van de voorziening: er zal immers in de toekomst ten laste van de verkoper geen groot onderhoud meer aan het pand worden gepleegd. De staat van onderhoud van het pand is verdisconteerd in de koopprijs.
De Hoge Raad bevestigde onlangs in een arrest dat deze vrijval in het jaar van de verkoop van het pand in één keer tot de winst moet worden gerekend. De belanghebbende in deze zaak rekende de voorziening gespreid over 5 jaren tot de winst.
Complex
De Hoge Raad overweegt dat de onderhoudsvoorziening was gekoppeld aan het groot onderhoud van het verkochte pand. Niet duidelijk is of de Hoge Raad daarmee een in het voorzieningenbesluit van de Belastingdienst ingenomen standpunt verwerpt. De Belastingdienst stelt in dit besluit namelijk dat, wanneer onderhoudsuitgaven zich over de gehele (vastgoed)onderneming bezien al spreiden, de vorming van een voorziening voor (groot) onderhoud niet mogelijk is. De vorming van een dergelijke voorziening zou dan niet per afzonderlijk vastgoed(complex) bekeken kunnen worden.