Verkoopkosten deelneming: vanaf wanneer?

Gepubliceerd op: 8 april 2016

deelneming verkoopkosten VWGNijhof

Voordelen uit een deelneming worden niet belast met vennootschapsbelasting.

Deelnemingsvrijstelling

We hebben het dan over de deelnemingsvrijstelling. Die geldt zowel voor de reguliere voordelen uit een deelneming (bijvoorbeeld door de deelneming uitgekeerde dividenden) als voor vervreemdingsvoordelen (bijvoorbeeld de winst die wordt behaald wanneer de deelneming wordt verkocht).

Van een deelneming is sprake wanneer een vennootschap een belang in het kapitaal van een andere vennootschap houdt van 5% of meer.

Verkoopkosten deelneming

Wanneer de uit de deelneming behaalde voordelen zijn vrijgesteld, is het niet onlogisch dat de aan het vrijgestelde voordeel toerekenbare kosten niet kunnen worden afgetrokken. Dat is voor verkoopkosten deelneming expliciet geregeld in de wet. De verkoopkosten deelneming vallen onder de deelnemingsvrijstelling.

Ook de aankoopkosten van een deelneming zijn overigens niet aftrekbaar. Die kosten worden als onderdeel van de aanschafwaarde van de deelneming geactiveerd.

Vanaf wanneer?

Maar vanaf welk moment is sprake van verkoopkosten deelneming? Daarover besliste in januari de Rechtbank Noord-Nederland (en in 2013 in vergelijkbare zin ook al de Rechtbank Zeeland-West-Brabant). Van verkoopkosten deelneming is sprake wanneer het gaat om kosten die een rechtstreeks oorzakelijk verband hebben met de vervreemding van de deelneming; kosten die worden gemaakt om de beoogde vervreemding van de deelneming te verwezenlijken.

Van dergelijke kosten is sprake, aldus de rechtbank, vanaf het moment waarop potentieel geïnteresseerde partijen concreet zijn benaderd voor de overname van de deelneming. De kosten in de daarvóór liggende periode hebben betrekking op oriënterende activiteiten, de verkenning van de mogelijkheid van een management buy-out, verkenning van een mogelijke verkoop aan een gelieerde partij of aan één van de aandeelhouders, alsmede werkzaamheden van voorbereidende aard. Die kosten zijn volgens de rechtbank wel aftrekbaar.

Duidelijk?

De uitspraak van de rechtbank lijkt duidelijk, maar zal voor de Belastingdienst geen aanleiding zijn om haar zienswijze aan te passen. Tegen de uitspraak van de rechtbank is inmiddels bij het gerechtshof hoger beroep ingesteld. Wellicht mag uiteindelijk de Hoge Raad een oordeel geven.

De Belastingdienst neemt in het algemeen, zo blijkt ook uit de nu berechte zaak, het standpunt in dat alle kosten die worden gemaakt vanaf het moment dat de verkoopprocedure in gang wordt gezet (dus al ver voor het moment waarop concreet partijen worden benaderd), moeten worden gezien als niet-aftrekbare verkoopkosten deelneming. Aan een oriënterende fase worden door de fiscus in de praktijk amper kosten toegerekend. De uitspraak van de rechtbank maakt de aftrek van kosten in de oriënterende fase in elk geval pleitbaar.

Andere artikelen