Ondernemers kunnen in de inkomstenbelasting een beroep doen op de ondernemersfaciliteiten. Ze moeten dan wel voldoen aan het urencriterium.
Urencriterium
Dit criterium houdt in dat in een kalenderjaar tenminste 1.225 uren aan de onderneming worden besteed. Het bewijs dat deze uren daadwerkelijk voor de onderneming zijn gemaakt, rust op de ondernemer. Met een urenregistratie kan dit bewijs worden onderbouwd. De Belastingdienst controleert een dergelijke urenadministratie aan de hand van openingstijden, afspraken en dergelijke.
Ondernemers die naast hun onderneming inkomen uit arbeid genieten, moeten hun tijd grotendeels (dat is voor 50% of meer) aan hun onderneming besteden.
Voor vanuit arbeidsongeschiktheid startende ondernemer geldt een verlaagd urencriterium van 800 uren. Voor deze starters gelden afwijkende bedragen voor de zelfstandigenaftrek.
Onderneemsters die er door zwangerschap tussenuit zijn geweest, mogen de niet-gewerkte uren over een periode van in totaal 16 weken toch meenemen als gewerkte uren.
Corona: beperkende maatregelen
Als gevolg van corona halen veel ondernemers het urencriterium niet. De overheid acht het niet gewenst dat deze ondernemers daardoor meer belasting betalen. Daarom is goedgekeurd dat in 2020 voor de periode van 1 maart tot 1 oktober de ondernemer geacht wordt per week tenminste 24 uren aan de onderneming te hebben besteed (voor arbeidsongeschikte starters: 16 uren).
Ondernemers die in de periode van 1 maart tot 1 oktober door seizoensgebonden activiteiten een piek hebben in het aantal uren dat ze aan de onderneming besteden, mogen uitgaan van een gelijk aantal uren als ze in 2019 in dezelfde periode aan hun onderneming hebben besteed. Ze moeten dit met hun (uren)administratie uit 2019 onderbouwen
Deze goedkeuringen gelden niet voor het vierde kwartaal van 2020. Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën bevestigt dat in zijn recente antwoorden op Kamervragen.
Voor 2021 geldt de versoepeling van het urencriterium in de periode van 1 januari tot en met 30 juni.
Ondernemersfaciliteiten
Het urencriterium is niet van belang voor de MKB-winstvrijstelling. Deze vrijstelling bedraagt 14% van de winst en mag door alle ondernemers worden toegepast. De MKR-winstvrijstelling geldt niet voor genieters van resultaat uit overige werkzaamheden (row).
Ondernemers die de zelfstandigenaftrek (inclusief statersaftrek) of meewerkaftrek willen toepassen, dan wel willen doteren aan de oudedagsreserve, moeten wel voldoen aan het urencriterium.
De zelfstandigenaftrek betreft een aftrek van de winst. Met ingang van 2020 wordt de zelfstandigenaftrek afgebouwd met € 360 per jaar. Het bedrag van de aftrek komt daardoor in 2020 op: € 7.030. Voor 2021 is de aftrek verder verlaagd naar € 6.670.
De startersaftrek bedraagt in beide jaren € 2.123.
De dotatie aan de oudedagsreserve bedraagt in 2020 en 2021: 9,44% van de winst, met een maximumdotatie van € 9.218 in 2020 en € 9.395 in 2021. De opgebouwde oudedagsreserve wordt in de toekomst belast. De reserve valt bijvoorbeeld vrij bij het einde van het ondernemerschap.
Ondernemers hebben elk jaar vrij de keuze om wel of niet aan de oudedagsreserve te doteren.