Hof ‘s-Hertogenbosch heeft de aftrek van BTW geweigerd omdat niet voldoende duidelijk is wat de identiteit is van de uitreiker van de BTW-factuur.
BTW-aftrek
Net als in de zaak die aanleiding is voor ons artikel van eerder deze week over het recht op aftrek van BTW op kassabonnetjes, begint het Hof met de constatering dat de bewijslast dat aan de voorwaarden voor BTW-aftrek is voldaan, volledig rust op de belastingplichtige.
BTW-factuur
De BTW-factuur moet voldoen aan een heel scala aan formele voorwaarden. Eén daarvan is dat op de factuur het BTW-identificatienummer moet worden vermeld van de ondernemer die de prestatie(s) verricht en de factuur uitreikt. Aan deze voorwaarde werd niet voldaan, aangezien de factuur een BTW-identificatienummer vermeldde van een gefailleerde eenmanszaak, terwijl de prestaties waren verricht door een BV.
Materiële voorwaarden
Vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie is dat formele gebreken aan een BTW-factuur niet aan BTW-aftrek in de weg mogen staan, mits vast staat dat is voldaan aan de materiële voorwaarden voor die aftrek.
Maar ook hier gaat het in de procedure mis. Het Hof concludeert dat de facturen, die volgens de administratie contant waren voldaan, onvoldoende duidelijkheid geven over de identiteit van degene die ze heeft uitgereikt. Degene die op de facturen als presterende ondernemer staat vermeld, ontkent op vragen van de Belastingdienst dat hij de prestaties heeft verricht. Hij ontkent bovendien dat hij de facturen heeft uitgereikt.
Het Hof overweegt dat aannemelijk was dat belanghebbende wist van het faillissement. Die kennis had tot extra voorzichtigheid moeten leiden bij het claimen van de BTW-aftrek.