Voor schenkingen, die de schenker gebruikt voor de aanschaf, verbetering of onderhoud van de eigen woning, geldt een vrijstelling van maar liefst (ruim) € 100.000 (in 2020 bedraagt deze vrijstelling door indexering al € 103.643). De begiftigde moet ouder dan 18 jaar en nog geen 40 jaar zijn en in de aangifte schenkbelasting een beroep doen op de vrijstelling.
Bewijs
De begiftigde moet, als de Belastingdienst daar om vraagt, uiteraard kunnen bewijzen dat met de ontvangen schenking daadwerkelijk kosten voor aanschaf, verbetering of onderhoud van de (fiscale) eigen woning zijn betaald.
Aan deze bewijslast wordt uiteraard voldaan door middel van het overleggen van facturen en bonnetjes van deze kosten, alsmede van het bewijs dat deze kosten door de begiftigde zijn betaald.
Kosten al gemaakt
Wat als de kosten zijn gemaakt voordat de schenking is ontvangen? Dat is aan de orde in een zaak waarin Hof Arnhem-Leeuwarden recent uitspraak heeft gedaan. Het Hof beslist dat een volgtijdig verband niet is vereist. Ofwel: de kosten hoeven niet na ontvangst van de schenking te zijn gemaakt of betaald.
Maar de begiftigde moet wel aannemelijk maken dat
- hij of zij al op het moment waarop de kosten werden betaald het oogmerk had om die kosten te financieren uit de nog te ontvangen schenking en;
- de schenker de schenking (mede) doet ter uitvoering van dit oogmerk.
Niet voldoende aannemelijk
Volgens het Hof heeft belanghebbende dit niet voldoende aannemelijk gemaakt. De argumenten die door het Hof worden verworpen zijn:
- de schenker (inmiddels overleden) had aangegeven: “dat het met de verbouwing financieel wel goed zou komen”;
- zonder (uitzicht op) de schenking zou de verbouwing nooit door zijn gegaan;
- er was een schenkingstraditie (het Hof constateert echter dat in het betreffende jaar al een schenking van € 118.000 was ontvangen);
- op verzoek van de aannemer was de verbouwing vervroegd van 2014 naar 2013;
- uit de omstandigheid dat belanghebbende een forse rekening-courantschuld had bij zijn BV blijkt nog niet dat er geen middelen waren om de verbouwing uit te laten voeren.
De uitspraak van het Hof betreft de tijdelijke regeling, zoals die in 2013 en 2014 van kracht was. Met ingang van 1 januari 2017 is deze vrijstelling opnieuw van kracht geworden.