Wie stelt dat op een nalatenschap een schuld in mindering moet worden gebracht, moet bewijzen dat die schuld bestaat.
Vader is in 2000 overleden. In zijn testament is een zogeheten ouderlijke boedelverdeling geregeld. Dat houdt in dat moeder alle bezittingen en schulden uit de nalatenschap van vader heeft verkregen. De kinderen hebben hun aandeel in de nalatenschap verkregen in de vorm van een niet-opeisbare vordering op moeder.
Als moeder in 2021 overlijdt, doen de kinderen aangifte erfbelasting. Ze nemen daarin op een schuld van € 700.000, bestaande uit de overbedelingschuld die is ontstaan bij het overlijden van vader (ruim € 300.000) en € 400.000 aan op deze vordering bijgeschreven rente.
Bewijslast
De Belastingdienst weigert om de schuld, voor zover die betrekking heeft op bijgeschreven rente, op de nalatenschap in mindering te brengen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat de erfgenamen de bewijslast dragen voor het bestaan van deze renteschuld, maar dat zij in die bewijslast niet slagen.
De erfgenamen stellen dat zij niet van het testament van hun vader zijn afgeweken. Dit testament bepaalt dat op de schulden een rente wordt vergoed van minimaal 5% en maximaal 8%, maar alleen indien de erfgenamen daarop een beroep doen. In de aangifte erfbelasting, die in verband met het overlijden van vader is ingediend, zijn de vorderingen van de kinderen verminderd met een vruchtgebruik. Dit vruchtgebruik is berekend op basis van het uitgangspunt dat op de vorderingen 0% rente wordt ontvangen. In de toelichting op de aangifte erfbelasting is vermeld “geen rentevergoeding over schuldig gebleven erfdelen”, maar dat is, volgens de erfgenamen, een ongelukkige formulering om aan hun moeder aan te geven dat zij tijdens haar leven geen rente hoefde te betalen.
Wel of niet rente?
De keuze om over overbedelingsschulden wel of niet rente te berekenen, moet worden gemaakt binnen de termijn waarbinnen de aangifte erfbelasting moet worden ingediend bij de Belastingdienst. Op dat moment is niet zeker welke keuze uiteindelijk fiscaal het voordeligst is. De erfgenamen in deze zaak hebben er ogenschijnlijk in 2000 voor gekozen om de rente op 0% te zetten, waarschijnlijk omdat dit als resultaat had dat minder erfbelasting hoefde te worden betaald. Doordat moeder vader met ongeveer 20 jaar overleeft, is, achteraf bekeken, het rekenen van rente fors voordeliger. In 2000 zou dan wat meer erfbelasting zijn verschuldigd (die belasting kan de Belastingdienst in 2021 niet meer navorderen), maar in 2021 fors minder.
Uit deze uitspraak blijkt dat het van groot belang is dat de afwikkeling van een nalatenschap goed wordt gedocumenteerd en dat deze stukken ook worden bewaard (veel langer dan de wettelijke bewaartermijn van – voor particulieren – 5 jaar). Wanneer bij een volgend overlijden een beroep wordt gedaan op een (hogere) schuld of aftrek, moet daarvan het bewijs worden geleverd. Er zijn situaties denkbaar, waarin de informatie over de afwikkeling van een nalatenschap na tientallen jaren nog van belang is. Ook dan zal de bewijslast in het algemeen op de erfgenamen rusten.