Wanneer je als werknemer geld leent van je werkgever is dat uiteraard geen belastbaar loon. Lenen houdt immers in dat je het geld weer aan je werkgever moet terugbetalen. Belastbaar loon ontstaat wel wanneer de lening wordt kwijtgescholden (je hoeft het geleende bedrag dan niet terug te betalen) of sprake is van een rentevoordeel.
Rentevoordeel
Een rentevoordeel is loon in natura en wordt daarom belast met loonbelasting. Tot 2011 stelde de Belastingdienst jaarlijks een normrente vast. Wanneer de werknemer op de personeelslening een rente betaalde gelijk aan (of hoger dan) deze normrente, was geen sprake van een te belasten rentevoordeel.
Ingaande 2011 moet de werkgever bepalen welke rente de werknemer op de vrije markt verschuldigd zou zijn. Het verschil tussen deze zakelijke rente en de door de werknemer betaalde rente wordt als loon in natura met loonbelasting belast.
De werkgever mag het rentevoordeel in het kader van de werkkostenregeling (WKR) aanwijzen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover het voordeel in de vrije ruimte valt, is het dan niet belast. Voor zover de vrije ruimte wordt overschreden, betaalt de werkgever de loonbelasting (80% van het voordeel). Het rentevoordeel in verband met een lening voor de eigen woning van de werknemer kan niet worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel.
Lening voor de eigen woning
Tot en met 2015 werd het rentevoordeel voor de personeelslening, die voor de inkomstenbelasting kwalificeerde als eigen woninglening, niet met loonbelasting belast. Doordat het rentevoordeel aftrekbaar was voor de inkomstenbelasting, had het geen zin om het voordeel eerst met loonbelasting te belasten. Het loon in natura viel immers uiteindelijk weer weg tegen de aftrekpost in de inkomstenbelasting.
Doordat de eigen woningrente niet meer in alle gevallen volledig aftrekbaar is in de inkomstenbelasting, gaat dit niet meer op. Ook het rentevoordeel op een personeelslening op de eigen woning is nu loon in natura en wordt met loonbelasting belast.
Er zijn plannen om de normrente weer in te voeren. Dat zou dan per 1 januari 2020 moeten plaatsvinden.
Moment vaststellen rente
Bij Rechtbank Gelderland speelt de zaak van een werknemer die in 1991 een aflossingsvrije hypothecaire lening heeft afgesloten bij zijn werkgever. De lening kwalificeert als eigen woninglening. Met ingang van 2016 moet worden beoordeeld of de rente die de werknemer betaalt tenminste gelijk is aan de zakelijke rente. De werknemer meent dat moet worden vergeleken met de zakelijke rente in 2016 en 2017. Dat komt de werknemer goed uit, aangezien de rente op eigen woningleningen in die jaren niet al te hoog is.
De rechtbank beslist echter conform het standpunt van de Belastingdienst. De hoogte van de zakelijke rente moet worden bepaald op het moment waarop de lening werd afgesloten. In 1991 was de rente aanmerkelijk hoger dan de door de werknemer betaalde 3,4%. Er is daardoor in 2016 en 2017 wel sprake van een als loon in natura te belasten rentevoordeel.