Om pensioenuitvoerders meer voorbereidingstijd te geven is de ingang van de mogelijkheid om pensioen ineens uit te keren uitgesteld.
Wet bedrag ineens
De Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is al op 12 januari 2021 door de Eerste Kamer aangenomen en grotendeels ingegaan op 1 januari 2021. Het onderdeel van deze wet op grond waarvan een deel van het pensioen – maximaal 10% – (de regeling geldt ook voor lijfrenten) bij de ingang van de uitkeringen in één keer kan worden opgenomen zou op 1 januari 2023 ingaan (dat is al een jaar later dan voorzien). Dit wordt nu opnieuw uitgesteld en wel naar 1 juli 2023. Inmiddels heeft demissionair Minister Schouten in een Kamerbrief aangegeven dat de ingangsdatum verder is uitgesteld en wel naar 1 januari 2025 (met de kanttekening dat de definitieve ingang afhangt van de voortgang van het parlementaire proces).
Aanpassingen
In de Wet herziening bedrag ineens worden twee aanpassingen voorgesteld. De eerste aanpassing is dat de doelgroep wordt beperkt tot alleen de deelnemers in de pensioenregeling die in de maand van het bereiken van de AOW-leeftijd met pensioen gaan (of op de eerste dag volgende op die maand). De tweede aanpassing betreft de uitkeringsstroom. Het bedrag ineens wordt uitbetaald in de maand januari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt (daar ligt dan ook het fiscale genietingsmoment) en direct vanaf ingang van het pensioen wordt het uit te keren ouderdomspensioen gebaseerd op 90% van de waarde van de aanspraak.
Deze aanpassingen gelden ook voor producten in de derde pijler (lijfrenteverzekering, lijfrentebankrekening en lijfrentebeleggingsrecht). Het bedrag ineens wordt uitbetaald tegelijk met de eerste periodieke uitkering uit deze producten, maar de gerechtigde kan verzoeken om uitbetaling in de maand januari volgend op het jaar waarin de AOW-leeftijd is bereikt. Als de gerechtigde in de tussentijd overlijdt, volgt een nabetaling tot 100% van de periodieke uitkering.