Een ondernemer kan op verschillende manieren aansprakelijk worden gesteld voor door anderen niet betaalde belastingen en premies. Hij kan onder andere aansprakelijk worden als inlener, aannemer of bestuurder.
Herkenbare situatie
De casus die aan de orde kwam bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant betreft een zeer herkenbare situatie. Een bouwbedrijf leent arbeidskrachten in. De uitlener draagt de loonbelasting en premies niet (of niet volledig) af. De Belastingdienst stelt bij de uitlener een boekenonderzoek, maar daar ontbreekt een administratie of die is niet (voldoende) inzichtelijk. Het onderzoek wordt dan voortgezet als derdenonderzoek bij het inlenende bouwbedrijf. Op basis van aan de administratie van de inlener ontleende informatie worden naheffingsaanslagen opgelegd aan de uitlener. Maar die kan de door brutering, rente en boete vaak zeer forse aanslagen in de meeste gevallen niet betalen. Zo ook in deze zaak. De ontvanger stelt daarop het inlenende bouwbedrijf aansprakelijk (inleneraansprakelijkheid).
Geen voorrangsregels
Natuurlijk kwam het bouwbedrijf in het geweer tegen deze aansprakelijkheid als inlener. Dat deed het met de stelling dat de ontvanger der belastingen eerst de bestuurders van de uitlener aansprakelijk had moeten stellen. Pas nadat zou zijn gebleken dat de belastingschulden niet bij deze bestuurders te verhalen waren, had het bouwbedrijf als inlener aansprakelijk gesteld mogen worden.
De Rechtbank beslist echter dat hier in de Invorderingswet geen voorrangsregels voor zijn opgenomen. Het staat de ontvanger dan ook vrij om te kiezen welke partij aansprakelijk wordt gesteld. Ook de Leidraad Invordering bevat deze regels niet. De Rechtbank acht de keuze van de ontvanger dan ook niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. En er was ook geen sprake van willekeur.
Talmend optreden
Het bouwbedrijf stelde ook dat de Belastingdienst al lange tijd wist dat de (groep van) uitlener(s) de geen belasting en premies afdroeg, maar daar niet tegen had opgetreden. De Rechtbank is van mening dat op de Belastingdienst geen actieve informatieplicht rust jegens klanten van ondernemers bij wie de Belastingdienst een onderzoek instelt.
De Belastingdienst meldt dat in het voorliggende geval het onderzoek in 2009 is gestart op basis van een vermoeden van BTW-fraude. De Rechtbank acht niet aannemelijk dat dit onderzoek betrekking had op de uitlening van werknemers, aangezien daarvoor in het kader van de BTW een verleggingsregeling geldt.
Pas in 2013/2014 werd een onderzoek gestart naar de afdracht van loonbelasting en premies. En daarna zijn voortvarend de naheffingsaanslagen opgelegd. De Rechtbank ziet geen reden voor twijfel aan deze uitleg van de Belastingdienst.
Voorkomen is beter dan genezen
Na de afschaffing van de VAR hebben veel ondernemers weer gekozen voor de veilige haven van inlening van personeel. Maar dan is het wel zaak om die haven zo goed als mogelijk te beveiligen. De adviseurs van VWGNijhof kunnen u daarbij helpen.