Dat kan aan de orde zijn in het kader van de erfbelasting. Die belasting kijkt namelijk in beginsel naar (de waarde van) het erfdeel op het moment van overlijden.
Onenigheid
Bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant speelt een zaak waarin sprake is van onenigheid tussen de erfgenamen. De Rechtbank Roermond stelt daarom een bindend adviseur aan. Die produceert een advies waarin hij komt op een verkrijging per erfgenaam van € 133.693,20. Hij geeft wel aan dat hij zijn werkzaamheden niet heeft kunnen voltooien. Een tweede door de rechtbank aangestelde adviseur geeft zijn opdracht terug wegens gebrek aan medewerking van een deel van de erfgenamen.
Niet verdeeld
De Belastingdienst legt op basis van deze waarde de aanslag erfbelasting (toen nog recht van successie) op. Belanghebbende in de zaak heeft echter alleen wat gelden ontvangen uit de verkoop van het woonhuis van haar vader. De nalatenschap is in 2020, 14 jaar na het overlijden van vader, nog steeds niet verdeeld.
De rechtbank beslist dat de dochter toch de in de aanslag vervatte erfbelasting moet betalen. Zij heeft de nalatenschap niet verworpen. Dat de nalatenschap beneficiair is aanvaard, doet er niet aan af dat de erfbelasting is verschuldigd.
De wet biedt niet de mogelijkheid om voor de berekening van de erfbelasting uit te gaan van wat de dochter daadwerkelijk uit de nalatenschap heeft verkregen. De erfbelasting sluit aan bij de waarde van de verkrijging op het moment van het overlijden.
Oplossing
Voor de oplossing van het probleem verwijst de rechtbank de dochter naar de civielrechtelijke weg. Uit de bevindingen van de beide bindend adviseurs blijkt dat die weg vooralsnog weinig heeft opgeleverd.
Fiscaal zou wellicht nog een beroep op de hardheidsclausule kunnen worden gedaan. De rechtbank geeft echter aan niet bevoegd te zijn om hier over te oordelen. Hetzelfde geldt voor een beroep op kwijtschelding van de erfbelasting.