Naheffing over bijtelling voor bestelbus

Gepubliceerd op: 16 oktober 2019

Bij Hof Den Bosch strandde eerder dit jaar een poging om onder de bijtelling voor het privégebruik van een bestelbus uit te komen. Uit de, vorige week gepubliceerde uitspraak blijkt dat, wanneer de Belastingdienst eenmaal heeft bewezen dat een (bestel)auto ter beschikking is gesteld, meestal alleen een sluitende kilometeradministratie nog uitkomst biedt.

Ter beschikking stellen

De bewijslast rust in eerste instantie volledig op de Belastingdienst. Die moet bewijzen dat de (bestel)auto mede voor privébruik aan een (of meer) werknemer(s) ter beschikking heeft gestaan.

De Belastingdienst voldoet, in de door het Hof berechte zaak, aan die bewijslast met een verklaring van de (voormalig) bedrijfsleider van de onderneming. Die verklaart dat hij de sleutels van de auto’s beheerde, maar dat de auto’s buiten werktijd niet ter beschikking van het personeel stonden. Als de auto’s buiten werktijd niet op de parkeerplaats van de onderneming stonden, had dat altijd een reden, bijvoorbeeld omdat het personeelslid dat de auto mee naar huis had, de volgende ochtend eerst een bestelling moest afleveren.

Het Hof concludeert dat de bestelauto aan de werknemers ter beschikking is gesteld, omdat enkel de bedrijfsleider het beheer over de sleutels voerde. Er was geen schriftelijke vastlegging dat de werknemers de bestelauto niet privé mochten gebruiken. En er was geen controle door de werkgever op eventueel privégebruik. Het Hof verwijst daarbij mede naar een arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2015, waarin is beslist dat van terbeschikkingstelling geen sprake is wanneer de werknemer(s) de auto slechts besturen ter uitvoering van bepaalde opdrachten van de werkgever om in diens belang personen of goederen te vervoeren.

Tegenbewijs

Nu vast staat dat de (bestel)auto (mede) voor privégebruik ter beschikking van de werknemers stond, is de werkgever aan zet. Die mag het tegenbewijs leveren dat in een kalenderjaar met de (bestel)auto niet meer dan 500 privékilometers zijn gereden. Daartoe doet de werkgever een poging. Maar de op schattingen gebaseerde kilometerverantwoording acht het Hof volkomen onvoldoende. En het Hof gaat er ook niet in mee dat de voor 2012 gemaakte schatting zou kunnen worden doorgetrokken naar de jaren 2013 en 2014.

Naheffing

De Belastingdienst hoeft niet te bewijzen welke werknemer concreet voor privédoeleinden met de (bestel)auto heeft gereden. Voldoende is dat vast staat dat de (bestel)auto door een (of meer) werknemer(s) ook voor privédoeleinden kon worden gebruikt.

De naheffingsaanslag wordt vervolgens aan de werkgever opgelegd. In de loonbelasting is immers bepaald dat wanneer acheraf blijkt dat te weinig belasting is afgedragen, deze belasting wordt nageheven in de vorm van eindheffing. Loonbelasting in de vorm van eindheffing komt ten laste van de werkgever, behalve wanneer de werkgever de belasting daadwerkelijk op de werknemer(s) verhaalt.

In de casus bij Hof Den Bosch bedraagt de cataloguswaarde van de bestelauto € 36.133. De bijtelling komt daarmee in 2014 op 25% * € 36.133 = € 9.033. De loonbelasting is door de Belastingdienst berekend op basis van het gebruteerde eindheffingstarief van 72,4%, zodat de belasting voor dat jaar bedraagt: € 6.539 (ook over de jaren 2011 tot en me 2013 werd nageheven).

De verschuldigde belasting wordt verhoogd met rente. Waarom in deze zaak geen boetes zijn opgelegd, is niet duidelijk. Het gehanteerde gebruteerde eindheffingstarief zal zijn bepaald aan de hand van de hoogte van de jaarsalarissen van de werknemers. Het hoogste gebruteerde eindheffingstarief bedroeg in 2014 immers 108,3%.

 

Andere artikelen

Pin It on Pinterest

Share This