Een ondernemer die goederen intracommunautair levert, moet daarvan periodiek opgaaf doen aan de Belastingdienst. Deze Opgaaf Intracommunautaire Prestaties (ICP) moet ten aanzien van leveringen van goederen maandelijks worden gedaan, behalve wanneer het totaal van de ICL’s in een maand niet meer bedraagt dan € 100.000. De Opgaaf ICL moet dan per kwartaal worden ingediend. Ingaande 2016 wordt deze drempel verlaagd en moet al vanaf € 50.000 aan ICL’s in een maand de opgaaf ICP per maand worden ingediend. Europese regelgeving dwingt Nederland tot deze aanpassing. Als de opgaaf ICP niet of niet tijdig wordt ingediend, legt de Belastingdienst verzuimboetes op.
Van een intracommunautaire levering (ICL) is sprake wanneer goederen worden geleverd:
– aan een in een andere EU-lidstaat gevestigde ondernemer en
– de goederen in verband met de levering naar die andere lidstaat worden vervoerd of verzonden.
Het bewijs dat de goederen aan een in een andere lidstaat gevestigde ondernemer worden geleverd, geschiedt door de verificatie van het BTW-identificatienummer van de afnemer via VIES (schermprint van het verificatieresultaat opnemen in het dossier). Het bewijs van vervoer of verzending van de goederen wordt geleverd door middel van alle mogelijke (administratieve) bescheiden. Aangezien op een ICL het 0%-tarief van toepassing is, worden aan dit bewijs zeer hogere eisen gesteld.
In de opgaaf ICP wordt, naast de ICL’s, ook opgaaf gedaan van de intracommunautaire diensten. Deze opgaaf geschiedt altijd per kwartaal, ongeacht de omvang van de in een tijdvak verrichte intracommunautaire diensten en ongeachte het tijdvak waarvoor de opgaaf ten aanzien van de leveringen van goederen moet worden gedaan. Van een intracommunautaire dienst is sprake wanneer de dienst wordt verricht aan een in een andere EU-lidstaat gevestigde ondernemer en de hoofdregel voor de bepaling van de plaats van de dienst van toepassing is. De heffing van BTW op intracommunautaire diensten wordt verlegd naar de afnemer.