De kosten die te maken hebben met werknemersaandelen, zijn niet aftrekbaar.
Aftrekverbod
Dit aftrekverbod is te vinden in artikel 10, lid 1, onderdeel j van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft onlangs over de toepassing van deze bepaling mogen oordelen. De zaak betreft een Nederlandse BV, die onderdeel uitmaakt van een Frans concern. In Nederland zijn 2 aandelenparticipatieplannen geïmplementeerd:
- een aandelenparticipatieplan gericht op alle werknemers van de BV;
- een incentive plan voor de directieleden van de BV.
Op grond van het aandelenparticipatieplan kunnen kwalificerende werknemers tegen betaling aandelen verwerven in de Franse moedermaatschappij van de BV. Deze aandelen houden de werknemer vervolgens via een participatiefonds. Vervolgens krijgen deze werknemers recht op extra aandelen op voorwaarde dat ze na 3 jaar nog in dienst zijn.
Na het onvoorwaardelijk worden van de extra aandelen, ontvangt de BV van de moedermaatschappij een factuur voor het aantal onvoorwaardelijk geworden aandelen vermenigvuldigd met de historische koers en een beperkt bedrag aan bank- en beheerskosten. In haar aangifte vennootschapsbelasting neemt de BV deze kosten op als niet-aftrekbare kosten. Maar de BV komt in bezwaar tegen de in overeenstemming met de aangifte opgelegde definitieve aanslag vennootschapsbelasting.
Rechtbank
De BV stelt dat de werkingssfeer van bovengenoemd wetsartikel is beperkt tot situaties waarin het concern verarmt door de uitgifte van nieuwe aandelen, als gevolg waarvan verwatering plaatsvindt op aandeelhoudersniveau. De Rechtbank overweegt echter dat genoemd wetsartikel aangrijpt bij de (daadwerkelijke) toekenning van recht op aandelen en concludeert dat de kosten terecht niet in aftrek zijn gebracht.
Niet duidelijk is of tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep wordt ingesteld.