De Rechtbank Den Haag meent van wel. Het ligt voor de hand dat de Hoge Raad hierover het eindoordeel velt.
Goud
De zaak bij de Rechtbank betreft een mevrouw van wie het in box 3 (inkomen uit sparen en beleggen) belaste vermogen op 1 januari 2018 bestaat uit bank- en spaartegoeden (€ 95.428) en overige bezittingen (€ 33.873). De overige bezittingen zijn een baar goud, die op 31 december 2018 waard is € 34.574. Er is derhalve sprake van een ongerealiseerde waardestijging van € 701.
Beroep
De erfgenamen van mevrouw stellen bij de rechtbank dat het door de Belastingdienst naar aanleiding van het Kerstarrest geboden rechtsherstel leidt tot een te hoog inkomen. De Belastingdienst heeft dit inkomen op basis van de regels voor het rechtsherstel (de forfaitaire spaarvariant) berekend op € 1.479. De werkelijke rente op de bank- en spaartegoeden bedroeg in 2018 slechts € 38.
De Rechtbank beslist dat het inkomen uit sparen en beleggen moet worden verlaagd, maar dat daarbij wel rekening moet worden gehouden met de ongerealiseerde winst op de baar goud. Het inkomen uit box 3 moet, aldus de Rechtbank, derhalve nader vastgesteld worden op € 38 + € 701 = € 739.
Wij zijn benieuwd of de Hoge Raad de Rechtbank hierin gaat volgen.