Hoe bepaal je of een vergoeding gebruikelijk is?

Gepubliceerd op: 20 maart 2019

Nou, dat valt niet echt mee. Dit blijkt uit een recente conclusie van de Advocaat-Generaal (A-G) bij de Hoge Raad. De A-G adviseert ons het hoogste rechtscollege, dat kan beslissen in afwijking van dit advies.

Hof Amsterdam

Deze zaak betreft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van Hof Amsterdam, die wij bespraken in ons artikel Bonus(aandelen) niet onder de WKR. In dit artikel leggen we ook uit wat het voordeel is van het onder de eindheffing (80%) van het werkkostenforfait belasten van bonussen, al dan niet in de vorm van aandelen.

Hof Amsterdam was van mening dat het aanmerken van dergelijke voordelen ongebruikelijk is.

Gebruikelijkheid beperkt uitleggen

Zoals gezegd, komt de A-G er niet helemaal uit. Hij vindt het wel duidelijk dat het gebruikelijkheidscriterium beperkt moet worden uitgelegd.

Verder meent hij dat moet worden vergeleken met vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers die verkeren in een vergelijkbare situatie voor wat betreft hun functie, opleiding en ervaring. Maar om hoeveel andere werkgevers moet het dan gaan? Moeten dat werkgevers zijn in dezelfde sector of branche?

Het blijkt ook dat de benodigde vergelijkende gegevens niet beschikbaar zijn. Uiteraard heeft de werkgever in kwestie ze niet. Maar ook de Belastingdienst blijkt er (nog?) niet over te beschikken.

Als eenmaal is bepaald waar mee moet worden vergeleken, is, volgens de A-G, gebruikelijk het bedrag dat in 90% van die gevallen is aangewezen voor het werkkostenforfait. Wij zijn benieuwd of de Hoge Raad dit percentage zal overnemen.

Bewijslast

Het zit er dik in dat deze zaak uiteindelijk zal worden beslist op grond van de verdeling van de bewijslast. Die rust namelijk in belangrijke mate op de Belastingdienst, die aannemelijk moet maken dat de vergoeding of verstrekking ongebruikelijk is. De A-G is, volkomen terecht, van mening dat de Belastingdienst daarbij niet kan volstaan met de stelling dat alles aan vergoedingen en verstrekkingen boven € 2.400 ongebruikelijk is.

Wij zien het arrest van de Hoge Raad met veel belangstelling tegemoet.

Andere artikelen