De Hoge Raad heeft op 10 juli 2015 beslist in de proefprocedure waarin landbouwers de tot hun ondernemingsvermogen behorende gronden opwaardeerden naar de WEVAB (de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming). De reden voor de vrijwillige opwaardering was gelegen in de vijf jaar geleden opduikende geruchten over het afschaffen van de landbouwvrijstelling, waardoor boekwinsten op landbouwgronden, tot de WEVAB, zijn vrijgesteld van inkomsten- en vennootschapsbelasting.
Volgens de Hoge Raad is de landbouwvrijstelling bedoeld om waardeveranderingen van landbouwgrond vrij te stellen, voor zover deze waardeveranderingen daadwerkelijk worden behaald. Als nog niet daadwerkelijk behaalde waardeveranderingen onder de landbouwvrijstelling zouden worden gerealiseerd, kunnen in een later jaar ontstane waardeveranderingen, die niet onder de landbouwvrijstelling vallen, niet meer worden gesaldeerd met het vrijgestelde voordeel. Om die reden staat de Hoge Raad een waarderingsstelsel waarbij landbouwgrond wordt gewaardeerd op de WEVAB niet toe.
Landbouwers die willen voorkomen dat het verschil tussen de boekwaarde en de WEVAB van hun gronden als gevolg van de afschaffing van de landbouwvrijstelling ooit wordt belast met inkomsten- of vennootschapsbelasting moeten door dit arrest van de Hoge Raad op zoek naar een manier om deze boekwinst daadwerkelijk te realiseren. Of dat mogelijk is, hangt uiteraard af van de concrete situatie. In elk geval moeten er in het algemeen (juridische) handelingen voor worden verricht, die enige tijd vergen. Hoeveel tijd deze landbouwers nog wordt gegund, hangt af van de politiek in Den Haag.