Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat een verkoper van snacks niet voldoende kan onderbouwen dat hij een hoger omzetverlies heeft, als gevolg van weggegooide snacks.
Omzetverlies
De zaak betreft een ondernemer die gekoelde en warme dranken, hotdogs, porties saté en broodjes warme ham verkoopt op standplaatsen die hij huurt bij evenementen, zoals voetbalwedstrijden, concerten en festivals. Bij een boekenonderzoek maakt de Belastingdienst een reconstructie van de goederenbeweging (op basis van de inkoopnota’s en de bedrijfsvoering van de ondernemer). Daarbij wordt een theoretische omzet berekend, die hoger ligt dan de door de ondernemer gerealiseerde omzet.
Omkering bewijslast
Doordat in de administratie diverse vastleggingen ontbreken, kan de administratie van de ondernemer niet dienen als grondslag voor de fiscale winstberekening. De Belastingdienst keert op grond daarvan de bewijslast om (nadat een informatiebeschikking is uitgereikt, waarop niet afdoende is geantwoord). Doordat de ondernemer geen vastlegging heeft gemaakt van de snacks die zijn weggegooid, kan hij aan deze (verzwaarde) bewijslast niet voldoen. De Rechtbank laat de opgelegde navorderingsaanslag daarom in stand.
Interessant is de verwijzing van de rechtbank naar een eind 2020 door haar, naar aanleiding van de informatiebeschikking, gedane uitspraak (die vooralsnog niet is gepubliceerd). Daarin overweegt de rechtbank het volgende: “Daarbij heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen dat het ontbreekt aan enige registratie of enig aanknopingspunt betreffende de omvang van het aantal weggegooide snacks. Van belanghebbende mag op dit punt meer worden verlangd. Het gaat immers om een onderneming waarvan de verkoop van snacks centraal staat en waarbij de ondernemer stelt dat (i) vrij forse hoeveelheden verkoopklare snacks worden weggegooid en (ii) dat op uiteenlopende hoeveelheden porties aan weggegooide snacks werd uitgekomen toen hij door hem aangezochte personen vroeg porties te maken uit de weg te gooien voorraad. Dit betekent dat verloren gegane verkoopwaar een zodanig belangrijk element – en potentieel discussiepunt – vormt in de onderneming van belanghebbende dat het niet mag ontbreken aan een vastlegging van relevante aspecten die inzicht kunnen bieden in de hoeveelheden weggegooide snacks. Het argument van belanghebbende dat het tellen van overgebleven snacks erg tijdrovend en lastig is en daarom niet van hem gevergd kan worden, verwerpt de rechtbank omdat zij van oordeel is dat belanghebbende redelijkerwijze meer had kunnen en moeten doen om inzicht te kunnen bieden in de hoeveelheden weggegooide snacks.“.