In het Besluit ANBI heeft de Staatssecretaris van Financiën een aantal aspecten omtrent de ANBI verduidelijkt.
ANBI
Een ANBI is een algemeen nut beogende instelling. Voor ANBI’s geldt een in omvang onbeperkte vrijstelling in het kader van zowel de erf- als de schenkbelasting. Ook voor schenking door een ANBI geldt een onbeperkte vrijstelling in het kader van de schenkbelasting.
Verder zijn schenkingen aan ANBI’s aftrekbaar als (periodieke) giften in het kader van de inkomstenbelasting, mits aan de voor die aftrek gestelde overige voorwaarden is voldaan.
Crowdfunding
Of een instelling die als crowdfunder optreedt kwalificeert als ANBI, moet per geval worden bekeken. Daarvoor spelen bijvoorbeeld de volgende factoren een rol.
- Is sprake van een duidelijke, voldoende concrete eigen algemeen nuttige doelstelling?
- Hanteert de instelling strikte criteria om te voldoen aan die eigen algemeen nuttige doelstelling?
- Welke waarborgen heeft de instelling daarvoor?
- Worden donaties in tranches doorbetaald?
- In welke mate oefent de instelling controle uit op de voortgang van de gefinancierde projecten?
- Vindt achteraf evaluatie plaats en wordt een eventueel daaraan gekoppelde terugbetalingsverplichting nageleefd?
De crowdfunder wordt onderscheiden van de loketinstelling. Een zuivere loketinstelling doet niet meer dan het in ontvangst nemen en doorbetalen van giften. Een dergelijke instelling voldoet niet aan het algemeen nut vereiste.
Dit in tegenstelling tot de steunstichting, die gelden inzamelt voor de verwezenlijking van haar eigen algemeen nuttige doelstelling, zijnde het ondersteunen van een (of meer) ANBI(‘s). In het besluit wordt toegelicht dat onder algemeen nut ook wordt verstaan het financieel of op andere wijze ondersteunen van een ANBI. Een combinatie van eigen algemeen nuttige doelen en het ondersteunen van (andere) ANBI’s kwalificeert eveneens.
Welzijn
“Welzijn” wordt gezien als algemeen nut. Instellingen die zich bezig houden met het bieden van ontspanning en vermaak en/of persoonlijke ontwikkeling richten zich echter op het particulier belang van de deelnemers aan de activiteiten en dragen slechts indirect bij aan het algemeen nut. Dergelijke welzijnsinstellingen kwalificeren daarom niet als ANBI.
Als de activiteiten zijn gericht op een specifieke kwetsbare (doel)groep, waarbij de activiteiten zijn gericht op het wegnemen van die kwetsbaarheid, zal eerder sprake zijn van het behartigen van het algemeen nut. Het besluit geeft als voorbeeld: “het organiseren van uitstapjes voor ouderen en mensen met een ziekte of handicap die zonder begeleiding niet meer buiten de deur of verpleegomgeving kunnen komen en daardoor in een sociaal isolement verkeren.”.
Bestedingscriterium (anti-oppoteis)
Een ANBI mag niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden. Het is in eerste instantie aan de instelling om te bepalen hoeveel vermogen zij aanhoudt, maar dit moet wel goed worden onderbouwd. Deze motivering moet, voor elke afzonderlijke reserve die de ANBI aanhoudt, worden vermeld in de financiële administratie van de ANBI.
Het besluit noemt als voorbeeld de volgende reserves.
- Continuïteitsreserve werkorganisatie: om een buffer te vormen voor fluctuaties in inkomsten. Deze reserve mag bedragen 1,5 keer het gemiddelde kostenniveau van de eigen werkorganisatie van de ANBI in de voorgaande 3 jaren. Een hogere reserve mag worden aangehouden, mits de noodzaak daarvan in de financiële administratie van de ANBI voldoende is onderbouwd.
- Reserve voorziene werkzaamheden: als er concrete voorgenomen activiteiten zijn, die binnen een redelijk tijdsbestek zullen plaatsvinden. De ANBI moet dit in haar financiële administratie onderbouwen met een beschrijving van concrete projecten en bedragen. Een periode van 2 jaren wordt in beginsel als een redelijk tijdsbestek gezien.
Stamvermogen
Van een stamvermogen is sprake indien de schenker of de erflater aan de verkrijging door de ANBI de voorwaarde heeft verbonden dat het verkregen vermogen in stand moet worden gehouden (een bestedingsbeperking heeft vastgesteld). Een ANBI kan niet zelf vermogen als stamvermogen aanmerken.
Als sprake is van een door de schenker of erflater gestelde instandhoudingseis wordt de anti-oppoteis toegepast ten aanzien van het met het stamvermogen behaalde rendement. Dit rendement omvat niet alleen de ontvangen dividenden, huren, pachten en rente, maar ook de (on)gerealiseerde koers- of andere waardestijgingen.
Ongerealiseerde waardestijgingen hoeven niet in aanmerking te worden genomen als de de door de schenker of erflater ingestelde instandhoudingseis betrekking heeft op het vermogensbestanddeel zelf (niet op de geldelijke waarde van het vermogensbestanddeel). Als de instandhoudingseis geen betrekking heeft op een geldbedrag of effectenportefeuille, wordt aangenomen – tenzij uit de formulering door de schenker of erflater anders blijkt – dat de verplichting betrekking heeft op het vermogensbestanddeel zelf (en hoeven ongerealiseerde waardestijgingen voor de anti-oppoteis niet in aanmerking te worden genomen). Het besluit merkt daarbij wel op dat de ANBI in alle gevallen moet voldoen aan de voorwaarde dat zij in voldoende mate algemeen nuttige activiteiten moet verrichten.
De rendementen moeten, na aftrek van beheerskosten, eventuele indexering en geoorloofde reserveringen, binnen redelijke termijn worden besteed aan de algemeen nuttige doelstelling van de ANBI.
Een vast bestedingspercentage is in strijd met het bestedingscriterium. Het besluit keurt echter goed dat ANBI’s een vast bestedingspercentage hanteren, mits dit aansluit bij het gemiddelde rendement over de voorgaande 5 jaar en (geprognosticeerd) de komende 2 jaar. Dit vereist een jaarlijkse (her)beoordeling van het vaste bestedingspercentage, maar aanpassing is alleen vereist als die beoordeling resulteert in een afwijking van 30% of meer.
Het stamvermogen mag worden geïndexeerd, als dat gebeurt op uitdrukkelijke voorwaarde van de schenker of erflater. Indien de ANBI daarbij afwijkt van de Nederlandse consumentenindex, moet de ANBI dit onderbouwen. Indexering is niet aan de orde wanneer de instandhoudingsverplichting betrekking heeft op de afzonderlijke vermogensbestanddelen, in plaats van op de geldelijke waarde daarvan.
Een specifieke regeling geldt als vóór 1 januari 2008 al sprake was van een stamvermogen.
Commerciële activiteiten
Dat een ANBI commerciële activiteiten uitvoert, hoeft aan de ANBI-status niet in de weg te staan. In het besluit wordt dit toegelicht met het volgende voorbeeld.
“Een stichting die is aangemerkt als culturele instelling exploiteert een museum. Om de kosten van het museum (bijvoorbeeld onderhoud en de restauratie van de collectie) te kunnen dekken verwerft de stichting op diverse manieren inkomsten. Zo worden binnen de stichting ook een museumwinkel en een horecagelegenheid geëxploiteerd.
De museumactiviteit is aan te merken als een algemeen nuttige activiteit, nu deze inhoudelijk het doel van de stichting verwezenlijkt/bevordert. Het saldo van baten en lasten samenhangend met deze algemeen nuttige activiteit mag tezamen met eventuele ander algemeen nuttige activiteiten per saldo niet positief zijn.
Met de winkel en de horecagelegenheid wordt inhoudelijk niet het doel van de stichting verwezenlijkt/bevorderd (dus geen algemeen nuttige activiteiten). Deze activiteiten zijn wél nodig om de algemeen nuttige activiteiten te financieren en kunnen daarom in principe als commerciële (fondswervende) activiteit kwalificeren. Het uitoefenen van commerciële (fondswervende) activiteiten staat er niet aan in de weg dat een instelling de ANBI-status verkrijgt of behoudt mits de inkomsten uit deze activiteiten (nagenoeg) geheel ten goede komen aan de algemeen nuttige doelstelling van de ANBI en de instelling overigens aan alle verdere ANBI-vereisten voldoet.”.
Commerciële tarieven
Van commerciële activiteiten is sprake wanneer wordt gepresteerd tegen commerciële tarieven. Dat zijn tarieven die hoger zijn dan de integrale kostprijs van de verrichte diensten of geleverde goederen. Het besluit formuleert daarvoor de volgende uitgangspunten.
- Geen rekening mag worden gehouden met fictieve vrijwilligerskosten.
- Of rekening mag worden gehouden met een dotatie aan een voorziening hangt af van het doel waarvoor de voorziening is gevormd en of sprake is van een voldoende causaal verband met de betreffende algemeen nuttige activiteit.
- Met afschrijving mag rekening worden gehouden als het bedrijfsmiddel wordt gebruikt voor de betreffende algemeen nuttige activiteit.
- Geen rekening mag worden gehouden met een toevoeging aan een aanvaarde reserve (zie hiervoor).
- Als uitgaven passen binnen de algemeen nuttige doelstelling van de instelling mag rekening worden gehouden met steunuitgaven van andere ANBI’s.