De inschrijving bij de KvK is een aanwijzing van wie de ondernemer is, maar het gaat er om wie de onderneming daadwerkelijk exploiteert.
Handelsregister
Bij Rechtbank Noord-Nederland speelde een zaak waarin de betrokkenen, X en Y, sinds 1986 samenwonen en 2 kinderen hebben. Op naam van Y staat sinds 2008 bij de KvK een eenmanszaak ingeschreven in het Handelsregister. De werkzaamheden bestaan uit onderzoek, analyse en productie van biotechnologische producten. De Rechtbank concludeert echter dat niet Y, maar X de daadwerkelijke ondernemer is.
Onderzoek
De Belastingdienst concludeert dat X de ondernemer is, na een boekenonderzoek waarin facturen, grootboekkaarten en correspondentie is opgevraagd bij de afnemers van de eenmanszaak. De afnemers hebben tevens verklaard dat X voor hen het aanspreekpunt van de onderneming was. Ook in het kader van het boekenonderzoek fungeerde niet Y, maar X als het aanspreekpunt voor de Belastingdienst. Leveranciers reikten facturen uit ten name van X.
Tot het vermogen van de eenmanszaak hoorden drie bankrekeningen: 2 op naam van Y en 1 op naam van een dochter van het stel. De Rechtbank overweegt dat X via de bankrekening op naam van de dochter over de gelden van de onderneming kon beschikken.
BV
Van belang is ook dat X in 2017 (het jaar waarin de relatie van X en Y is geëindigd) een BV heeft opgericht, waarvan hij alle aandelen houdt en enig bestuurder is, die voedingssupplementen, cosmetica en agrarische meststoffen ontwikkelt en produceert. Het is de Belastingdienst niet duidelijk of de eenmanszaak is ingebracht in de BV. Als dat het geval is, moet een forse goodwill worden afgerekend en moet door X uit de BV tenminste een gebruikelijk loon worden genoten. Als dat niet het geval is, moeten uit de eenmanszaak nog inkomsten zijn genoten. In het licht van deze overwegingen acht de Rechtbank de schatting van de Belastingdienst van het inkomen van X over 2017 van € 100.000 niet onredelijk. Ook de vergrijpboeten (van in totaal over 4 jaren € 112.000) en de berekende belastingrente acht de Rechtbank passend en geboden, met dien verstande dat de boeten worden verminderd in verband met de te lange looptijd van de zaak.